Op zondag 5 november vorig jaar organiseerde de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde haar jaarlijkse Bronbeek-symposium. Ditmaal was het thema: Indië in de marge. De vijf lezingen die deze middag werden gehouden zijn voor het nieuwe nummer van Indische… lees verder…
Op zaterdagmiddag 12 oktober vindt om 14:00 uur in het Academiegebouw te Leiden de Laureatenmiddag van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde plaats. Deze middag begint met de uitreiking van de Debutantenprijs 2024 voor proza aan Tiemen… lees verder…
Uit de geschiedenis weten we dat de Tachtigjarige Oorlog niet ongemerkt aan de torenrijke Hanzestad Zutphen is voorbijgegaan. De verschrikkingen anno 1572 worden in de literatuur breed uitgemeten. De Zutphenaren hadden zich achter het Oranjehuis geschaard. Op 16 november trokken de Spanjaarden plunderend en moordend de stad binnen. De soldaten vergrepen zich aan de vrouwen en hingen de bewoners op of verdronken ze in de IJssel, waarin ze eerst nog wakken hadden moeten slaan, omdat de rivier dichtgevroren was. Er zouden slechts tachtig mensen in leven zijn gebleven.
In de gevel van het pand tegenover de Wijnhuistoren, op de hoek van de Korte Hofstraat, is een steen gemetseld, waarin een boom is uitgehouwen met het onderschrift: Dit hus is wel bekat / I de zoere boe is dit gent, wat zoveel wil zeggen als Dit huis is wel bekend / In de dorre boom is dit genaamd. Vóór dit huis zou een lindeboom hebben gestaan, waarin een listige Zutphenaar zijn heil had gezocht tijdens de Spaanse furie. Zo wist hij aan de moordpartij te ontsnappen. Josef Cohen (1886-1965) uit Deventer, die Nederlandse volksverhalen verzamelde, memoreert deze geschiedenis, die overigens op losse schroeven komt te staan door het jaartal 1548, dat duidelijk in de steen te lezen is. Het is aannemelijker dat hier vroeger een herberg stond met die naam.
Hugo de Groot (1583-1645) beschreef de gruwelijkheden in een Latijns gedicht, waarvan hier een fragment in de vertaling van Dirk van Wullen (1761-1832), die van 1790 tot zijn dood predikant in Zutphen was:
Zie! de IJssel draagt de eerst ingeworpne
En hierop stapelt men al meer en meerder lijken!
Is ’t leugen, nijd of komt het aan de waarheid,
Het geen de faam vermeldt,
Dat die rivier, gestopt door al den hoop verslagne,
Is blijven staan? neen! ’k denk veeleer dat zich ’t uitstromend bloed
Door de opgevulde diepte een weg heeft moeten banen,
’t Bevroren water losgemaakt,
En mede heeft gevoerd.......