Coen van 't Veer (Zierikzee 1968) promoveerde in 2020 op 'De kolonie op drift', een dissertatie over het koloniaal discours in fictie over de reis tussen Nederland en Indië in de periode 1850-1940. Hij is penningmeester en redacteur van Indische Letteren. Samen met Gerard Termorshuizen publiceerde hij in 2018 een biografie van de Indische journalist en persmagnaat D.W. Berretty en in 2021 een biografie van diens zoon, de fotograaf Dodo Berretty.
de columns van Coen van ’t Veer:
recente columns:
gepubliceerd op 1 oktober 2018
Liefde en lust in de Indische letteren

Het Bronbeek symposium van Indische Letteren 2018 gaat over liefde en lust. Dat is een heet hangijzer. Voor veel westerse mannen gold Nederlands-Indië als een paradijs, ook op het gebied van seksualiteit. Vanwege hun afkomst en geslacht behoorden zij tot de koloniale toplaag, en met enige inspanning konden zij in Indië aan al hun behoeften voldoen. Niet alleen carrière maken ging er gemakkelijker dan in Nederland, ook het vinden van een vrouw was er voor hen vanwege hun status en de daaraan gekoppelde macht eenvoudiger.

Veel Europese mannen leerden de liefde van een inheemse vrouw, over wie ze zonder veel moeite konden beschikken. Zo kreeg E. du Perron al op jeugdige leeftijd (tegen zijn zin) een Sundanees ‘speelkameraadje’ aangeboden. Ook volwassen Europese mannen hielden er vaak een njai (‘huishoudster’) op na. Soms bleven zij bij zo’n inheemse vrouw, die om die reden door haar eigen omgeving met de nek werd aangekeken; ze leefde immers ongetrouwd met een blanke man samen en overtrad daarmee twee taboes. Een enkele Europese man trouwde met zijn njai, zoals Willem Walraven met zijn Itih (die geen achternaam had). Veel vaker stuurde een Europese man zijn inheemse ‘huishoudster’ de kampong weer in als hij kon trouwen met een westerse dame. Wie wil weten hoe het voor een inheemse vrouw was om ongetrouwd met een Europese man samen te leven, leze het informatieve overzichtswerk De njai (2008) van Reggie Baay.

Voor vrouwen was het in Indië anders dan voor mannen. De koloniale maatschappij was een mannenmaatschappij, waarin voor vrouwen slechts een bijrol was weggelegd. Dit gold ook voor Europese vrouwen. Dat is goed te zien in romans die over de zeereis tussen Nederland en Indië gaan. Op deze schepen is de kolonie in het klein aanwezig, van Raad van Indië tot zeebaboe. In de verhalen zijn voor vrouwen slechts bijrollen zijn weggelegd. Zij bekleden de rol van echtgenote, moeder, verzorgster, gouvernante en – in het geval van jonge vrouwen – van erotisch object. Uit de boeken blijkt dat vrouwen in de koloniale maatschappij – gewild en ongewild, bewust en onbewust – meestal slechts één carrièreperspectief hebben: het huwelijk. Aan beide kanten van de evenaar gold het adagium: vrouwen zijn er om te trouwen. Daar zijn de meeste dames die in zulke romans op een schip naar de Oost varen, dan ook op uit. Op elk schip bevonden zich standaard jonge vrijgezelle mannen en vrouwen. Het is niet gek dat er veel romances plaatsvonden, die vaak uitliepen op verlovingen of huwelijken. Het schip was een ware huwelijksfuik, waarin de husband hunting al vanaf het vertrek begon.

Ook het fenomeen ‘zoutwaterliefde’ speelde daarbij een rol. Door de verveling, de hitte en het lange verblijf met een beperkt aantal mensen op een afgemeten oppervlak ontstonden er op zee amourettes die aan wal nooit zouden hebben plaatsgevonden. Zo bezien was een mailboot ook een erotisch broeinest. Nelly van Vloten verbaast zich in Vrouwen lief en leed onder de tropen uit 1892 over de manier waarop de meeste vrouwelijke passagiers zich aan boord gedragen. De meeste flirten zo erg aan boord dat het aanvankelijk moeilijk is te bepalen met wie zij nu eigenlijk een paar vormen. Aan boord van de schepen en in de kolonie werd heel wat afgevreeën. Alsof het een lieve lust was.

Klik hier voor meer informatie over het Bronbeek-symposium.