Dé-Lilah is een van de bijzonderste schrijvers uit de Nederlands-Indische letteren. Onder dit pseudoniem publiceerde Lucy van Renesse-Johnston (1862-1906) meer dan tweeduizend pagina’s Indisch proza. Lange tijd was zij een vergeten auteur totdat Joop van den Berg ongeveer dertig jaar geleden haar romans en korte verhalen herontdekte. Alfred Birney werd vervolgens een hevig pleitbezorger van Dé-Lilahs werk. Zo schrijft hij in Zwerfpost over haar: ‘Ik kan (nog) geen andere Indo-Europese schrijfster vinden die Dé-Lilah op een scherpere toon voorging tegen koloniale misstanden, geldzucht, racisme, de positie van de vrouw en wat niet al in de “Indische tak van de Nederlandstalige koloniale literatuur”.’ Birney baseert zich daarbij onder meer op Dé-Lilahs Mevrouw Klausine Klobben op Java uit 1899, een fascinerend reisverhaal waarin Dé-Lilah enigszins gefictionaliseerd haar vijf maanden durende reis over Java beschreef.
Ze maakte deze gedurfde Javaanse reis in 1896 in haar eentje. Lucy van Renesse was hoogstwaarschijnlijk de eerste Nederlandse vrouw die zelfstandig door Nederlands-Indië trok – in elk geval was zij de eerste die erover schreef. Bijzonder was ook dat zij een Indo-Europese vrouw was, die het land goed kende. Ze was op Java geboren uit een gemengd huwelijk en had daardoor zowel banden met de westerse koloniale als met de oosterse gekoloniseerde bevolking. Bovendien sprak ze vloeiend Maleis. Dit opende voor haar deuren die voor andere reizigers vaak gesloten bleven. Ze beschreef haar ervaringen niet rechttoe rechtaan, zoals in reisverslagen gebruikelijk was, maar maakte er een humoristisch verhaal van. Ze koos daartoe een alter ego: de corpulente Indo-Europese Klausine Klobben. In Mevrouw Klausine Klobben op Java beschrijft Dé-Lilah niet alleen alle toeristische bijzonderheden en culinaire hoogtepunten van het eiland, maar ook de erbarmelijke omstandigheden waaronder de meeste inheemsen en sommige Indo-Europeanen op Java leven.
Minder bekend is dat Dé-Lilah hierna nog een tweede reisverhaal heeft geschreven, dat bij haar leven nooit in druk is verschenen. In 1897 stak Lucy van Renesse, die in Medan (Deli, haar pseudoniem is daarop een toespeling) samen met haar man een hotel uitbaatte, in haar eentje de Straat van Malakka over om een reis te maken door het gebied dat tegenwoordig Maleisië en Singapore heet. Het manuscript van Mevrouw Klausine Klobben bij de Overburen, waarin het alter ego van Lucy van Renesse weer hachelijke, humoristische avonturen beleeft, bleef echter bijna honderd jaar op de zolder van een Utrechtse uitgeverij liggen, totdat Iris van Daalen van antiquariaat Acanthus in Utrecht het van de ondergang wist te redden. Onlangs verscheen na bijna 125 jaar dan eindelijk Dé-Lilahs tweede reisroman onder de nieuwe titel: Een Indische vrouw in Maleisië. Een onbekend reisverhaal van Dé-Lilah uit 1897.
Meteen aan het begin van het verhaal wordt duidelijk waarom Klausine Klobben graag naar het land aan de overkant gaat. Niet alleen is zij nieuwsgierig naar hoe anders het leven daar is, maar als echte smulpaap snakt Klausine ook naar een goed stukje vlees. In Deli kan de Indische lekkerbek dat niet te krijgen, omdat de veepest daar heerst. In Maleisië is dat echter niet het geval. Daarnaast wil Klausine haar bezoek benutten om een lang gekoesterde wens in vervulling te laten gaan. Zij wil namelijk dolgraag op een olifant rijden, net als Cleopatra en de koningin van Scheba. Klausines man stimuleert haar om op reis te gaan, zodat hij zelf zijn handen vrij heeft om naar de tingeltangel te gaan. Haar Jan zal van haar afwezigheid gebruikmaken om maar liefst twintig keer deze revue met aantrekkelijke danseressen te bezoeken.
Even buiten de haven van Belawan wordt Klausine zeeziek, een euvel dat haar steeds weer opspeelt als zij zich op de woelige baren bevindt. De kapitein komt haar in haar hut vragen of ze soms een lekker stukje vlees wil, maar Klausine wordt alleen al van de gedachte aan voedsel nog beroerder. Pas onder de kust van Penang voelt zij zich weer beter. Ze krijgt zowaar weer wat trek, wanneer de kapitein zegt dat hij heerlijke biefstukken heeft laten bakken. Helaas voor haar keert een Fransman de schaal met het begeerde vlees om boven zijn bord, zodat de andere tafelgasten watertandend moeten toekijken hoe deze passagier uit Pondichery alle biefstuk in zijn eentje verorbert. Tijdens haar reis op het Maleisische schiereiland zal Klausine Klobben zich op gastronomisch gebied echter bepaald niet onbetuigd laten.
Halverwege haar reis krijgt Klausine ook de kans om op een olifant te rijden. De sultan van Perak zorgt ervoor dat haar wens in Ipôh in vervulling zal gaan. Klausine verheugt zich al op de verhalen die ze bij thuiskomst over haar olifantenrit zal vertellen. Ook dit avontuur verloopt echter heel anders dan zij vooraf had gedacht, wanneer blijkt dat de olifant waarop Klausine rijdt nogal bang is voor rickshaws. Deze blijken helaas in groten getale in Ipôh aanwezig te zijn. Daarbij krijgt ‘Cleopatra’ Klobben door het schommelen van de mand waarin zij zit, weer eens het gevoel zeeziek te worden. Daarmee is het hele verhaal over deze olifantenrit vol ontberingen echter beslist nog niet verteld.
Met dank aan Rick Honings en Olf Praamstra.
Wie meer wil weten over de Maleisische eetcultuur die gedomineerd wordt door curry’s en tiffins, de trip op de olifant in Ipôh en de kritiek op het Engelse en het Nederlandse kolonialisme, kan terecht in de eerste uitgave van Een Indische vrouw in Maleisië. Dé-Lilahs tweede humoristische reisroman met de koddige Indo-Europese Klausine Klobben als hoofdpersoon is verluchtigd met meer dan zeventig illustraties die haar tot de verbeelding sprekende verhaal nog aanschouwelijker maken. Een Indische vrouw in Maleisië is in de boekwinkel te koop voor €46,99 (met harde kaft en leeslint) of gratis te downloaden via deze link.