Coen van 't Veer (Zierikzee 1968) promoveerde in 2020 op 'De kolonie op drift', een dissertatie over het koloniaal discours in fictie over de reis tussen Nederland en Indië in de periode 1850-1940. Hij is penningmeester en redacteur van Indische Letteren. Samen met Gerard Termorshuizen publiceerde hij in 2018 een biografie van de Indische journalist en persmagnaat D.W. Berretty en in 2021 een biografie van diens zoon, de fotograaf Dodo Berretty.
de columns van Coen van ’t Veer:
recente columns:
gepubliceerd op 1 juni 2020
Couperus in tijden van corona

Na zes weken intelligente lockdown werd het me teveel. Ik moest het huis eens uit. Gelukkig bleek ik niet de enige die er zo over dacht. Mijn vriend Peter Eldering, bioloog en theoloog, wilde mij wel vergezellen op een corona-uitje, als we de coronamaatregelen van de regering maar in acht namen. Ik stelde hem voor grafmonumenten van grote schrijvers te gaan bezoeken in Den Haag. Op begraafplaatsen is het meestal niet zo druk. Afstand houden gaat er goed. Ook Peter leek het een goed idee.

Op 4 mei reisden Peter en ik af naar de begraafplaatsen Oud Eik en Duin en Nieuweykenduynen. Deze liggen vlak naast elkaar; ze worden gescheiden door de Laan van Eik en Duinen. Bovenaan ons verlanglijstje stond een bezoek aan de afgebroken ionische zuil waaronder de urn van Louis Couperus zich bevindt. Deze staat op Oud Eik en Duin. Na een dwaaltocht van een uur (de plaats van het graf stond slecht aangegeven en wij werden geregeld afgeleid door de grafmonumenten van andere Indische grootheden) vond ik uiteindelijk UM6 (uniek monument 6). Terwijl Peter een foto van mij nam, hoorde ik achter mij iemand hoesten. Toen ik mij omdraaide, dacht ik een witte schim achter een boom te zien verdwijnen.

Op Nieuweykenduynen bezochten Peter en ik eerst de Chinese graven. Voor de zekerheid namen wij de Geestenpoort. Wie dat niet doet, wordt namelijk door de daar aanwezige Chinese geesten achtervolgd. Peter gaf een uitgebreide uitleg over hoe Chinese mensen met rouwverwerking omgaan. Daarna gingen we op weg naar de graven van Kloos en Vestdijk. Peter en ik namen allebei een ander pad om het zoeken te bespoedigen. Vervolgens hoorde ik een klap en was Peter verdwenen. Ik trof hem liggend op de grond, bloedend uit zijn gezicht en handen. Terwijl ik hem overeind hielp, klonk er weer een korte kuch. Toen ik opkeek, zag ik nog net een witte gedaante achter een grafzerk wegschieten.

Peter heb ik naar het kantoor van de begraafplaats gebracht. Daar werden zijn verwondingen uitstekend verzorgd. Vervolgens zijn wij naar de huisartsenpost gereden, waar Peter een tetanusprik kreeg. Peter heb ik daarop thuisgebracht. Ik voor hem gekookt. Het werd geen Indische maaltijd. Op Peters aanwijzingen heb ik Spätzle, Letscho en Geschnetzeltes bereid. Even na de twee minuten stilte van acht uur ben ik weer naar huis gegaan.

Naschrift
Met Peter Eldering gaat het inmiddels weer goed.