Coen van 't Veer (Zierikzee 1968) promoveerde in 2020 op 'De kolonie op drift', een dissertatie over het koloniaal discours in fictie over de reis tussen Nederland en Indiƫ in de periode 1850-1940. Hij is penningmeester en redacteur van Indische Letteren. Samen met Gerard Termorshuizen publiceerde hij in 2018 een biografie van de Indische journalist en persmagnaat D.W. Berretty en in 2021 een biografie van diens zoon, de fotograaf Dodo Berretty.
de columns van Coen van ’t Veer:
recente columns:
gepubliceerd op 13 augustus 2025
Den Haag: van Kota Senang tot Weduwe van Indiƫ

In 2018 verscheen Indisch leven in Den Haag, 1930-1940, een keuze uit de honderden columns die Herman Salomonson (1892-1942) in de jaren dertig voor De Indische Verlofganger schreef. In die stukjes toonde Salomonson, die in Indië als hoofdredacteur van de Java-Bode had gewerkt, zich een invoelend kenner en scherp observator van het wel en wee van Indischgasten die in Den Haag waren beland.

Bij het maken van Indisch leven in Den Haag, 1930-1940Ā bleek echter het boek Wat niet in Baedeker Den Haag staat uit 1931 niet meegenomen te zijn. In deze alternatieve reisgids heeft Herman Salomonson een komische beschouwing over het uitgaansleven in Den Haag geschreven onder zijn pseudoniem Melis Stoke. In ā€˜Uitgaan in Den Haag’ wijst hij Indische en andere toeristen niet alleen op de leukste uitspanningen in de hofstad, maar typeert hij ook het uitgaanspubliek. Een belangrijk deel daarvan heeft een tijd in de ā€˜Oost’ achter de rug. Deze Indischgasten – volgens Stoke wonen er zo’n dertigduizend in de stad – zijn op luidruchtige wijze aanwezig in het Haagse uitgaanleven. Ze begroeten elkaar steeds vol enthousiaste herkenning en vreugde. Het verlof duurt immers maar kort en het feit dat de meesten straks weer terug naar IndiĆ« moeten, schept een band van verbroedering.

In Wat niet in Baedeker Den Haag staat wordt de Indische gemeenschap zelf in de hofstad niet door Herman Salomonson, maar door Johan Koning (1887-1946) besproken. Johan Koning woonde vanaf 1910 tien jaar in Indië en werkte als journalist en (hoofd)redacteur voor Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, Soerabaiasch Handelsblad en Weekblad voor Indië. In Nederland was Koning onder andere verbonden aan de Haagsche Courant.

Koning schreef veel over Indische literatuur. Zelf schreef hij ook Indische fictie, waaronder de bekroonde roman Het verloren land (1928). Hierin gaat de Javaanse intellectueel Sosro naar Nederland om het ā€˜Westen’ te leren kennen. Hij trouwt er met een Nederlands meisje van stand en leert er Indonesische nationalistische revolutionairen kennen, van wie hij zich uiteindelijk afkeert. Aan het einde van het boek vertrekt Sosro enkele ervaringen rijker en een aantal illusies armer weer naar Java.

In Wat niet in Baedeker Den Haag staat geeft Koning in zijn koloniaal-komische bijdrage ā€˜Den Haag: het overzeesch gewest van Indië’ aan dat de beroemde reisgids iets belangrijks over het hoofd heeft gezien. Volgens hem is Den Haag namelijk geen Westerse, maar een Oosterse stad. De eerste Indische nederzettingen stonden in de Archipelbuurt. Geleidelijk aan verrezen Indische woonwijken aan alle zijden van de stad, waardoor de typisch westerse kwartieren in het gedrang zijn gekomen. Zo is Den Haag een Indische stad geworden.

Zelfs de naam heeft al connecties met IndiĆ«. Den Haag verwijst namelijk naar behaaglijk en dat woord betekent senangĀ (Koning gebruikt seneng, maar vanwege de leesbaarheid is hier senang aangehouden). Kota SenangĀ is een veel betere naam voor de stad. Nergens in Nederland is men zo op z’n Indisch verzot op pracht en praal, nergens wordt zoveel en met zoveel smaak rijst gegeten en nergens wordt met zoveel optimisme het Indische betalingssysteem van kassi-bon-en-minta-lain-boelanĀ (met uitstel betalen) toegepast. In Den Haag ruik, proef, hoor en zie je IndiĆ«. Zonder IndiĆ« is Den Haag onbestaanbaar. Het Westen wordt er zo zeer door het Oosten geabsorbeerd, dat de ooievaar in het wapen van de stad beter vervangen kan worden door een krokodil, beo of titjak. Ook de echte Hagenaars neigen steeds meer naar het Oosten en verindischen als gevolg daarvan.

In de stad zijn er talloze waroengs, pait-en-split-gelegenheden en pitjit-salons te vinden. In kampong Obrecht en kampong Bali worden er koempoelansĀ gehouden waarin over echte Indische onderwerpen wordt gesproken, zoals salariskwesties, promotie-intriges en moentji-aangelegenheden.

De autoriteiten verzetten zich nog enigszins tegen de verindonesianisering van de stad. Zo hebben ze onlangs een Nederlandse burgemeester benoemd – die overigens het voorwoord van het boek heeft verzorgd – , waar de Indonesische dichter Raden Mas Noto Soeroto een veel logischere keuze was geweest. Het tij valt echter niet meer te keren. De trams rijden er overigens al in een Indisch tempo. Een onvoorzichtige Indischman had eens aan een conducteur gevraagd of de tram niet wat sneller kon rijden, waarop deze zei kwam dat hij dan maar moest gaan lopen. De Indischman antwoordde vervolgens dat hij zo’n haast nu ook weer niet had.

Volgens Koning was Rudyard Kipling kennelijk nog nooit in Den Haag geweest, toen hij schreef dat Oost en West elkaar nimmer zouden ontmoeten. In de Haagse dansgelegenheden kan men namelijk charmante Indonesische jongelui, veelal nationalisten, innig zien dansen met jonge blonde vrouwen.

De Indische verlofgangers en gepensioneerden zijn vaak te vinden in overdekte passar-hallen als de Bijenkorf en het Warenhuis, of in een van de vele Indische hotels en roemah makansĀ van Kota Senang.

Twee keer per week valt er aan de stations van Kota SenangĀ een ongewone drukte waar te nemen. Dan komen de boottreinen uit Marseille en Genua aan. De passagiers geven een nieuwe impuls aan de Indische gemeenschap van de stad. Velen van hen spoeden zich dan naar SociĆ«teit DeĀ Witte dieĀ ligt aan de grote aloen-aloen. Voor veel Indischgasten is een plekje in deze sociĆ«teit het eindstation van hun Indische carriĆØre. Bovendien wordt vanuit ā€˜De Witte’ IndiĆ« bestuurd. Zo wordt daar onder anderen de nieuwe Gouverneur-Generaal benoemd. Voor de verdere administratieve rompslomp die met zo’n benoeming gepaard gaat, heeft met in de onmiddellijke nabijheid van de sociĆ«teit een apart gebouwtje neergezet, dat bekend staat als het Ministerie van KoloniĆ«n.

Op het Tournooiveld heeft het Indische Persbureau Aneta gelukkig twee klokken op haar gebouw aangebracht. Zo kunnen mensen zien hoe laat het in Kota Senang en in Batavia is. Dat is handig, want helaas proberen de gemeentelijke autoriteit nog steeds met alle geweld het Westen in deze Oosterse stad te handhaven en wijzen de stadsklokken nog steeds niet de Bataviase tijd aan. Voor vele Indischgasten ligt Den Haag dan ook dichter bij de Kali Mas dan bij de Noordzee. In ā€˜Den Haag: het overzeesch gewest van Indië’ wordt voorzien dat Den Haag als stad van de aarde zal verdwijnen als de Nederlands driekleur niet meer in IndiĆ« waait; een van de vele overdrijvingen die Konings beschrijving van Indisch Den Haag een komisch karakter moeten geven.

Konings voorspelling mag dan niet zijn uitgekomen, evengoed dreigt Den Haag zijn Indisch karakter langzaam maar zeker te verliezen. Veel Indische eethuizen zijn gesloten. De Tong Tong Fair bestaat niet meer (het Jalan Jalan Festival moet een soort opvolger worden). De Indische connectie van veel monumentale gebouwen in de stad is aan het grote publiek vrijwel niet meer bekend. Het Indische lijkt in Den Haag niet langer vanzelfsprekend te zijn.

Hopelijk is het niet wachten op het moment dat Den Haag eindelijk een Indische burgemeester krijgt die ingrijpt of begrijpen de hedendaagse bestuurders in ā€˜De Witte’ of in de directe nabijheid van deze sociĆ«teit dat het Indisch verleden in Den Haag bescherming verdient. Als de overheden voor het behoud van het Indische culturele erfgoed niet – op z’n Indisch – ruimhartig geld ter beschikking stellen, zal Den Haag steeds minder Kota SenangĀ en steeds meer de Weduwe van Indië worden.

Secret Link