Accolade Digitaal

Naast de jaarlijkse papieren editie van Accolade verschijnt er ook een aantal digitale Accolade-artikelen op de website van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. In de rubriek Accolade Digitaal (voorheen NLM Digitaal) zijn de volgende artikelen verschenen:

‘Barbara van Houten (1862-1950) en de Mesdags’ door Margreet den Buurman:

Sedert 1880 was mej. van Houten in Den Haag, waar zij schilderde en aangemoedigd werd door het kunstzinnige echtpaar Mesdag-Van Houten. Ze werkte in de Laan van Meerdervoort en ook op het atelier van mevr. Mesdag in de Zeestraat, waar beide vrouwen de huiselijke beslommeringen ontvluchtten om zich geheel aan de schilderkunst te kunnen wijden.

Aldus de kunstredacteur van Het Vaderland, die naar aanleiding van de zeventigste verjaardag van de Haagse kunstenares Barbara van Houten, een uitvoerige levensbeschrijving van haar publiceerde. Wie was deze Barbara van Houten? Wat bewoog haar als beeldend kunstenares en waarom of waardoor wilde ze hoogstzelden persoonlijk voor het voetlicht treden?

‘Een geluk […] waar hij nimmer van zou kunnen spreken’ door Theo van der Meer:

In mei 1930 werd de dichtbundel Westersche nachten van de nog jonge Theun de Vries bekroond met de Domprijs. Het eerste gedicht in de bundel, ‘Druïde’, had hij opgedragen aan de toen nog weinig bekende Piet Meertens. Ze onderhielden destijds vriendschappelijke omgang, maar daaraan kwam abrupt een einde na de prijsuitreiking. Was er soms sprake geweest van Schwärmereien tussen gelijkgeaarde jongemannen?

‘De nooit benoemde allereerste Leidse hoogleraar’ door Dick E.H. de Boer:

Eind 1574 ging Holland op zoek naar een geleerde die als allereerste hoogleraar de Leidse Universiteit op sleeptouw kon nemen. In brieven wordt ene Bosulus genoemd, maar wie is dit? Universiteitshistorici hebben zijn identiteit nooit kunnen vaststellen. Voor het eerst is dit nu wel gelukt: een topgeleerde uit Parijs, leermeester van de zoon van Filips ii, zojuist tot ketter verklaard. Een boeiend aspect van de protogeschiedenis van de Leidse Universiteit.

‘Hartstocht en ondergang: een pleidooi voor de herwaardering van Jeanne Reyneke van Stuwe’ door Vilan van de Loo:

Was Jeanne Reyneke van Stuwe (1874-1957) een man geweest, dan lag haar biografie nu op tafel naast mij. Tel maar op: een oeuvre dat decennialang weerklank vond bij het Nederlandse lezerspubliek, een uitgesproken thematiek en daarbij een interessant leven met ups and downs, resulterend in een stabiel huwelijk met een vooraanstaand letterkundige.

‘Nog een verdwaald blad uit de biografie van Albert Helman’ door Cornelia Oosterling:

In zijn artikel ‘Verdwaalde bladen uit de biografie van Albert Helman’ in het themanummer over de Caraïbische letteren van Nieuw Letterkundig Magazijn, schrijft Michiel van Kempen: ‘Hoe hadden Juul Roggeveen en Albert Helman elkaar leren kennen? […] We weten het niet.’ Inmiddels is er enig bronnenmateriaal boven water gekomen dat het mogelijk maakt een antwoord op deze vraag te geven. We weten het nu wèl.

‘Boudewijn en de Blauwe Schuit’, een column door Jaap Goedegebuure

‘Een onbekende variant van het Wilhelmus: het Watersnood-Wilhelmus uit 1881’ door Lotte Jensen:

In de loop der tijd zijn al heel wat varianten op het Wilhelmus geschreven. Onlangs is een wel heel bijzondere versie opgedoken: het Watersnood-Wilhelmus uit 1881. Nationale saamhorigheid en liefdadigheid komen in deze versie op unieke wijze samen.

‘Een Licht tijdens het Vesperuur’ door Paul van Geest:

Frits van der Meer en Kees Fens waren verbonden in een vriendschap die bepaald werd door hun katholicisme, liefde voor liturgie en hun wederzijdse waardering voor elkaars werk. In de bibliotheek van Kees Fens is onlangs een onbekend gedicht ontdekt in een opdrachtexemplaar van Frits van der Meers Paasmorgen. Een gedicht als een geste van vriendschap. 

‘Multatuli tegen twee Van Lenneps’ door Eep Francken

Over het conflict tussen Multatuli en Van Lennep in de biografie Een bezielde schavuit van Marita Mathijsen.  Voor zijn gedrag in deze zaak, dat volgens velen ondermaats was, krijgt Van Lennep van zijn biografe complimenten. Hoewel over deze botsing alles wat men zou willen weten al lijkt te zijn uitgezocht, vooral door Garmt Stuiveling, kan het blijkbaar geen kwaad om dit oude verhaal opnieuw te vertellen.