Liesje Schreuders (Amsterdam, 1979) studeerde cum laude af in de literatuurwetenschap met een doctoraalscriptie over de representatie van het Italiaanse karakter in het werk van Louis Couperus en Henry James. Ze publiceerde twee romans en in 2020 verscheen de bundel 'Onder deze wereld. Modernismen'. Schreuders is een van de vaste columnisten op deze website.
de columns van Liesje Schreuders:
recente columns:
gepubliceerd op 9 januari 2024
Nazomer

’Godverdomme,’ zegt mijn vriend die bezig is in mijn nieuwe huis een paar planken op te hangen. ’Nu is deze ook naar de klote.’ Hij is al zes weken bezig en hij heeft al twee klopboormachines kapot geboord op het beton van de woningbouwvereniging. Ook vloekt hij omdat zijn sigaretten al twee dagen op zijn, omdat hij geen geld heeft nieuwe te kopen, omdat hij steeds moet boren en hameren in mijn nieuwe huis.

Ik zeg niets, ik moet De Kapellekensbaan uitlezen, herlezen eigenlijk, zodat ik er zondag een lezing over kan geven. In De Kapellekensbaan wordt ook veel gevloekt en ook daar zweeft het ’spook der armoede’ tussen de verschillende alter ego’s van de schrijver van wie tippetotje, de schilderes, mijn favoriet is.

Op Vlieland, waar we drie dagen aan de dijk hebben gezeten om uit te blazen van het werk dat mijn vriend heeft gedaan, heb ik hem de eerste paragrafen voorgelezen over ’de tovenaarswereld-van-een-atlantic die naar de dieperik ging’ en over ’de werklozenwereld-van-een-atomic’ die haar op de hielen volgde – met de ’heldin tussen de 2 fabrieken’.

Mooi vond-ie het, maar hij is toch niet zelf verder gaan lezen, want sinds het IT-tijdperk leest hij geen boeken meer.

’Kom, we gaan een nieuwe kopen,’ stel ik voor.

Terwijl we in de Praxis tussen de stellages vol planken en schroeven en douchegordijnen en verfpotten lopen, voel ik me fijn. Het is altijd leuk om voor sinterklaas te spelen. Ik verdien tenminste geld met mijn lezingen over literatuur, die mijn unieke selling points, mijn originele producten zijn, in tegenstelling tot mijn vriend die geen geld verdient met het werk dat hij doet, want dat doet hij voor mij en niet voor het geld.

Vind ik het dan niet ook gewoon leuk, vraagt de lezer, om over boeken les te geven? Jawel, natuurlijk. Op ons niveau kun je het je niet veroorloven je werk niet leuk te vinden, zei laatst nog mijn vriend de symboliek-specialist. Al is het soms alsof ik een boek in een blender gooi en tot een papje vermaal dat de onschuldigste baby of de meest tandeloze bejaarde nog kan slikken.

Belangrijker is echter de vraag of mijn vriend het leuk vindt voor mij te werken in plaats van voor het geld.

Mijn vriend trekt een vermoeid gezicht als we bij de boormachineafdeling staan. ’Deze heeft de meeste power,’ zegt hij, ’top of the bill. Maar de prijs is er ook naar. Geen cheap business.’

Hij kijkt verder bij de b-merken en ik vraag me af waarom hij altijd zo veel Engels tussen zijn Nederlandse woorden mixt. Misschien is het omdat hij ooit in Amerika heeft rondgereden. Hij vertelde er gisteren nog over aan onze vrienden de Italiaanse kunstenaars, hoe zijn twee voornamen en achternaam in het Engels zo ongeveer klinken als Arisch Lul Pistool.

En mijn vriend, wiens naam in het Engels als Arisch Vet Pistool klinkt, stelt voor dat we het b-merk kopen, maar ik zeg dat hij een goede klopboormachine verdient al moet ik er drie Kapellekensbanen voor in de blender gooien.

Bij de kassa trekt hij zijn Praxis-kortingskaart uit zijn zak. ’Deze week is er geen korting,’ zegt het dikke kassameisje lijzig.

Mijn vriend draait met zijn vermoeide ogen en stampt met zijn vermoeide voeten. Maar ik weet dat het kassameisje er ook niks aan kan doen en vraag beleefd waarom er deze week geen korting is, als we toch de moeite hebben gedaan om ons in te schrijven bij de Praxis-winkel voor een kortingskaart.

Het korte antwoord is dat er deze week geen korting is omdat er de afgelopen zes weken al korting was.

’Eindeloos veel korting, staat daar....’ Met een vergeefs gevoel wijs ik naar de reclamebanner achter de rug van het kassameisje en het meisje haalt inderdaad zonder kijken haar schouders op. ’Er is sowieso nooit korting op elektrische apparaten,’ zegt ze, ’kijk maar.’ Op het schermpje van de kassa staat, in rode letters, bij ’Makita klopboormachine’, nooit korting.

Met ons drieën turen we op de rode lettertjes. ’Godverdomme,’ vloekt mijn vriend. Ik betaal zwijgend en als we thuiskomen blijkt de klopboor niet de goeie te zijn, het is er een met bajonetten, of zoiets, en de muur blijft ondoordringbaar.