Tom Phijffer (1965) is naast advocaat te Amsterdam ook literator. Hij publiceerde 'Het gelijk van Multatuli. Het handelen van Eduard Douwes Dekker in rechtshistorisch perspectief' (Bas Lubberhuizen, 2000) en 'Het masker van Rob Nieuwenhuys. Reconstructie van een vergeten reis naar Indonesië' (Verloren, 2020). Onlangs verscheen zijn derde boek bij Uitgeverij Verloren, 'Vuur, vuur! Over het leven van Oost-Indisch ambtenaar Edouard Carolus (1807-1855)'.
de columns van Tom Phijffer:
recente columns:
gepubliceerd op 16 juli 2022
Over versnaperingen, het Peemankeetje en andere verdwenen woorden (6)

Men zegt dat een geur je kan herinneren aan je jeugd. Dat kan ook met smaak. Ik moet dan denken aan wat ik als kind “poete” noemde en “ponas”. Ik kan niet veel ouder dan twee of drie jaar geweest zijn en kan mij er niets van herinneren. Maar mijn moeder vertelt mij telkens dezelfde verhalen over vroeger. In een van die verhalen sta ik voor een kast die “Gelderse kast” werd genoemd. Die kast zat op slot, zoals bijna alles in huis. Je kon nergens bij. Nou kon ik lang toch al nergens bij. Ik was klein voor mijn leeftijd. Dus als ik “poete” of “ponas” wilde dan moest ik er altijd bij de Gelderse kast om vragen, en een zielig gezichtje opzetten. Want in die kast zaten deze versnaperingen. Een woord dat je niet meer hoort, afgeleid van ‘versnaperen’. In oud (zeventiende eeuws) Hollands: ‘zich verlustigen, zich te goed doen’. Lekkernijen dus. “Lust je iets lekkers?” was en is nog steeds de toverspreuk bij uitstek om een klein kind zoet te krijgen. Dat weet minister-president Rutte ook. Hij spreekt soms het volk toe alsof we allemaal kinds zijn. Het zoet en zuur is de afgelopen jaren een spreekwoordelijk zoethoudertje van onze premier geworden. Je moet wel braaf zijn. Maar ik dwaal af.

In de stad had je ooit een aantal kleine houten kiosken in chaletstijl, dagelijks trefpunt voor drank, tabak en leesvoer. De keetjes werden in vele belangrijke straten en op pleinen in Nijmegen gevonden. Ze werden vanaf 1898 door limonadefabrikant Van Keeken geëxploiteerd. Je vond ze verder in enkele grote steden, vooral in en rond Den Haag, in Delft en in Haarlem. Bedacht door de Volksbond tegen Drankmisbruik. De verkoop van frisdranken moest gestimuleerd worden. In 1900 kwam er in Nijmegen een concurrent: Jan Aart Peeman. Hij startte een drankenhandel aan de Waldeck Pyrmontsingel, met in eerste instantie slechts ‘alcoholvrije dranken en andere versnaperingen’. In 1908 kwam de firma Van Keeken door een limonadeschandaal in financiële problemen. Peeman kocht vervolgens de twaalf Nijmeegse kiosken van de firma Van Keeken. Hij wilde echter afstand nemen van die firma en schilderde groot zijn naam met initialen op alle vier zijden van de houten huisjes. Het in Nijmegen wereldberoemde Peemankeetje was geboren. Uiteindelijk liet Peeman er zeven staan. Je kon er naast limonade onder meer chocolade, spuitwater, tabletten en pastilles krijgen en al gauw ook sigaren en kranten. Zo tijdelijk als het woord keet doet vermoeden waren ze niet. Ze verdwenen pas eind jaren zestig uit het straatbeeld. Slechts op enkele plaatsen werden ze vervangen door grotere kiosken met luifels, waarvan er vandaag de dag nog enkele bestaan: aan de Groesbeekseweg en in het Hunnerpark. Die lijken meer op kleine uitspanningen. In het Amsterdamse Bos stond tot in de 21ste eeuw zo’n kiosk op de “Heuvel”. Ik wandel daar altijd met mijn honden. Zo bleef de herinnering aan het Peemankeetje uit mijn jeugd ook levendig. Ik was natuurlijk door het dolle heen, als kind, telkens wanneer we langs die keetjes kwamen. Ze waren als de Gelderse kast. Je wist dat je er lekkers kon krijgen. Een kinderhand is gelukkig snel gevuld. De prijzen van de versnaperingen luidden nog in centen. Die tijd is voorbij. En nu is zelfs de kiosk in het Amsterdamse Bos verdwenen.

Eerder dit jaar belde mijn 92-jarige tante Ria mij. Ze had net mijn column over oorlog gelezen, en haar was nog iets te binnen geschoten over haar zusje Cécile, die nu 82 is. Het huis aan de Kronenburgersingel, mijn grootouderlijk huis, was door de Duitsers tijdens operatie ‘Market Garden’ in brand gezet en de familie zocht een goed heenkomen. Zo slopen ze in de vroege ochtend van woensdag 20 september 1944 langs het Peemankeetje aan de Nieuwe Markt onderaan het Kronenburgerpark, onder een kanon van de Duitsers door. De Amerikanen kwamen er aan, uit de richting van het Keizer Karelplein. Mijn vader en zijn broers en zusjes vluchtten met mijn opa en oma naar bekenden in de Hezelstraat. “Weet je Tom,” zei Ria, “dat Cécile op de vlucht daar bij dat Peemankeetje een strik uit haar haar verloor? De strik viel in een grote plas bloed. Het bloed van Jan van Hoof!” Dat was de jonge verzetsstrijder die de springladingen die de Duitsers onder de Waalbrug hadden aangebracht in de nacht van 18 op 19 september 1944 onklaar zou hebben gemaakt en kort daarna om het leven kwam. De jeep waarin Van Hoof zat werd in brand geschoten. De inzittenden, naast Van Hoof twee Amerikanen, werden uit de wagen geslingerd, vlakbij het Peemankeetje. Vervolgens werden ze door de Duitsers op brute wijze om het leven gebracht. Van Hoof’s heldendaad, de redding van de Waalbrug, heeft mythische proporties aangenomen omdat er geen bewijs voor is. Nadat de Duitsers verdreven waren en mijn familie uit een kelder aan de Hezelstraat gekomen was om hun afgebrande huis te gaan bekijken, vond Ria onderweg de strik van haar zusje. Voor het Peemankeetje, onder het bloed.

In zo’n keetje kocht je ook ijs. Een wereldberoemde versnapering komt uit Nijmegen: Davino’s ijs. Er is niets Italiaans aan, want Davino is de afkorting van De Aangenaamste Versnapering In Nijmegen en Omstreken. De N.V. Consumptie-IJsfabriek “DAVINO” werd in 1929 gevestigd. IJs om te consumeren, vandaar ijsco. Davino bestond al sinds 1914. Al in de jaren twintig reden er ijsco-karren in Nijmegen. De ijsfabriek bedacht begin jaren tachtig het Magnum-ijsje, maar het concept sloeg niet aan. Het publiek vond het ijsje te groot en te duur, één gulden en vijftig cent. Het werd snel uit het assortiment gehaald. Nadat Davino was overgenomen door Unilever, in 1985, werd het ijsmerk echter opnieuw gelanceerd, en de prijs zelfs met een gulden verhoogd. Het werd een hit.

Ik herinner me nog allerlei lekkers. In de Gelderse kast zaten Zeeuwse babbelaars. Bij de keetjes kocht ik zodra ik dubbeltjes van mijn vader wist los te peuteren sleutel- en trekdrop, zoethout, stimorol (de smaak is raak), chiclets, salmiak, italiano’s, red band en lollies. Mijn moeder kwam altijd met negerzoenen thuis van het boodschappen doen. Op Quick, de voetbal- en cricketclub, zeurde ik net zo lang aan mijn vaders hoofd tot ik een flesje Dr. Pepper of Seven-up van hem kreeg. En dan waren er thuis, niet te vergeten, nog de in plastic vormpjes zelf gemaakte siroop-ijsjes uit de diepvries!

Waren mijn ouders voor langere tijd op reis dan werd er op mij en mijn broer en zus opgepast door een gepensioneerd verpleegster, zuster Van der Schaaf. Zij liep met alle sleutels van ons huis rond (of heb ik me dit maar ingebeeld?). De sleutel van de Gelderse kast had ze in ieder geval niet. Ik was op een gegeven moment oud genoeg om te weten waar die lag. Waarschijnlijk zei ik toen al gewoon snoep en pinda’s. De kast had een opstaande lijst, aan de bovenkant. Daarachter, onbereikbaar, was de sleutel verstopt. Zelfs zuster Van der Schaaf wist dat niet. Als ze niet oplette - en dáárvoor was ze juist ingehuurd - dan ging ik op een stoel staan om naar de sleutel te reiken. Het lukte niet. Ik was te klein. Van zuster Van der Schaaf kregen we geen snoep.

Veel van het lekkers uit mijn jeugd is niet meer te krijgen. Negerzoenen mag niet meer, en Joodekoeken ook niet. En de smaak van het snoep is verdwenen. IJs en limonade. Davino en Peeman. De verdwenen woorden uit mijn jeugd zijn nog slechts versnaperingen voor mijn ziel.