Peter Altena gaf Nederlands aan het Dominicus College in Nijmegen en publiceerde de voorbije jaren veel over de Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw. Hij promoveerde in 2011 aan de Radboud Universiteit Nijmegen met de biografie 'Gerrit Paape (1752-1803). Levens en werken'.
de columns van Peter Altena:
recente columns:
gepubliceerd op 1 augustus 2022
Girafomania: Frans Kellendonk, Arie van den Berg en Agnita de Ranitz

Een paar dagen geleden fietste ik in Nijmegen door de Giraffestraat. In een tuintje zag ik allerlei verbeeldingen van een giraffe. Onmiddellijk moest ik aan Frans Kellendonk denken. Thuis las ik zijn schets ‘De giraf’ voor de zoveelste keer.

In 1986 bekende Kellendonk in ‘De giraf’ zijn liefde voor ‘de Eiffeltoren’ van het dierenrijk: ‘Giraffen, die mogen van mij mooi heten.’  In de schets gaan zinnen schuil die niet zouden misstaan in een klein zelfportret van de schrijver: ‘De giraf is een stil dier. Hij loeit niet, gromt niet, balkt niet.’ Ondanks het enorme gewicht oogt de giraffe licht, ‘inklapbaar en portable, als een statief’.

Kellendonk fantaseert vervolgens over het bezit van een tuin. Daarin zou hij behalve twee acacia’s een giraf willen hebben. Na enkele overwegingen over het beklimmen van de giraf wandelt er haast terloops een giraf door het straatje van de verteller:  ‘Ik woon één-hoog en wanneer er een giraf door mijn straat komt kuieren blijft hij meestal even staan om bij mij naar binnen te kijken.’ Tot een gesprek komt het niet. De giraf is immers stil en ‘intens verlegen’. Kellendonk lijkt zich daarbij thuis te voelen.

In het tweede deel van zijn schets vertelt hij van de voettocht van een giraf in 1827, van Marseille naar  Parijs. Een geschenk van de Pasja van Egypte aan de laatste echte koning van Frankrijk, Karel X. Bij de tocht naar Parijs was er het gezelschap van Saint Hilaire, hoogleraar in de dierkunde. Onderweg hingen alom afbeeldingen van de giraf, ‘de giraf zag het allemaal met welgevallen aan’. De bewondering deed wat met de giraf: verlegenheid maakte plaats voor verwaandheid. In Parijs at de giraf ‘schilderachtig zwijgend’ de rozenblaadjes uit de hand van de oude koning.

In deze kleine schets is er een stille ontmoeting van schrijver en giraf. Zij zwijgen beiden en delen  een grote verlegenheid. Die de neiging heeft onder invloed van bewondering te veranderen in verwaandheid. Een elegante verklaring voor de als hooghartigheid ervaren afstandelijkheid en verlegenheid van de schrijver?

De tocht van de giraf naar Parijs kende onlangs nog twee ‘opvoeringen’: in de historische roman Kom Atir kom (2020) van Agnita de Ranitz en in De leeuw van Alpi (2021), het dierenboek van Arie van den Berg. Heel even maar komt de giraf aan bod bij Van den Berg. In een opsomming van Parijse dierenmodes volgt de ‘girafomania’ van 1827 op de zebramanie van zo’n veertig jaar ervoor. Tijd om over de kortheid van het optreden van de giraf te mokken is er niet, omdat in De leeuw van Alpi het ene bijzondere dierenverhaal het andere aflost.

Kom Atir kom volgt de voettocht van de giraf Zarafa van dag tot dag. Aanvankelijk heeft de giraf wel een naam, maar geen stem. In de loop van de reis verandert dat. Niet dat de giraf plotseling begint te spreken, maar in de loop van verhaal wordt duidelijk dat Zarafa een eigen karakter heeft, voor- en afkeuren kent, geluiden maakt en kan knipogen.

Aan het woord komen wel Saint Hilaire en Atir. Atir, een zwarte Soedanees, begeleidt en verzorgt de giraf. Al in Afrika, nog voor de entree van de giraf in Europa, vergezelt Atir zijn Zarafa. Om Atir in Frankrijk te begrijpen wordt er in Marseille een tolk ingehuurd. Na een paar weken leert Atir Frans. Saint Hilaire is een oude heer en hij reist op verzoek van de koning naar Marseille om de giraf op te halen. In Kom Atir kom vertellen afwisselend Atir en Saint Hilaire over de voorbije dag.

De twee vertellers belichten verschillende kanten van de dag en bieden zicht op de ander. Die ander begint in de ogen van de ander als vreemdeling. Saint Hilaire maakt in het begin geen geheim van zijn afkeer van Atir: meer dan eens overweegt hij om de Soedanees weer naar huis te sturen. Op zijn beurt kan Atir maar moeilijk zijn minachting onderdrukken voor de Europese kijk op het exotisch dier. Saint Hilaire meet de giraf een regenjas aan en hoopt Zarafa te kunnen schoeien.

Atir en Zarafa leren de giraf steeds beter kennen. Onder invloed van elkaar veranderen Atir en Saint Hilaire, de wederzijdse waardering voor ‘de ander’ groeit. Wat ook verandert, is de publieke waardering voor de bijzondere verschijning. Toen Zarafa in Marseille arriveerde, spraken de mensen over een monster, onderweg en in Parijs ontwikkelt de giraffe zich tot een fantastisch dier. Onbekend maakte duidelijk onbemind en dat gold voor de Soedanees en voor de giraf.

In de tijd dat Frans Kellendonk op één-hoog uit zijn raam keek, was de giraf niet langer een monster, maar een dier dat als een spiegel diende waarin de mens zich kon zien. Niet duidelijk is waar en wanneer Kellendonk zijn giraf zag, maar ik heb wel een idee als ik door de Giraffestraat in Nijmegen fiets, rechtsaf sla en daar op de hoek van de Hatertseweg het huis tref waar Frans Kellendonk zijn middelbare schooljaren doorbracht. Hatertseweg 192. In november 1963 betrok het gezin Kellendonk het nieuwe huis, waar de vader bij de bouw als aannemer een rol speelde. Als hij op één-hoog naar buiten keek, zag hij de Giraffestraat. Ik vermoed dat de zoon later, bij bezoekjes aan het ouderlijk huis, het naambord van de zijstraat met een glimlach vereerde: ‘Mooi!’