Nicolette Smabers (Den Haag, 1948) debuteerde in 1983 met de verhalenbundel 'De Franse tuin'. Naast verhalen en novellen publiceerde Smabers werk voor kinderen en drie romans: 'Stiefmoeder' (2003), 'De man van gas en licht' (2009) en 'Vraag dat maar aan de pelikanen' (2021). Bij het schrijven van 'Het plein Bijzonder en Gewoon' (2001) stond haar een fictief model van een stadsplattegrond voor ogen. In deze bundel figureert ook een zekere Margareta, een personage dat Smabers voor het eerst gestalte gaf in het tijdschrift 'Raster'. De komende maanden zal Nicolette Smabers op deze plaats haar fictieve stadsplattegrond verder uittekenen en Margareta opnieuw tot leven wekken. www.nicolettesmabers.nl
de columns van Nicolette Smabers:
recente columns:
gepubliceerd op 3 april 2022
De werkelijkheid

Goedemorgen, hier is de werkelijkheid: wolken, huizen, auto’s, kinderwagens, winkels. Ze is je moeder. Ze omgeeft je met haar warmte en biedt je bezigheden, eten en een bed. Wees dus verstandig en betoon haar je respect. Stel haar geen hinderlijke vragen. Probeer niet zover in haar door te dringen dat ze haar geheimen prijs moet geven. Nog iets, verbreek de banden niet, je bent haar kind.

Aldus geïnstrueerd brengt Margareta lijn en regelmaat in het bidsnoer van haar dagen; ze zet de wekker op kwart voor zeven, neemt en eet met mate, spreekt geen onvertogen woorden, legt de lakens in de linnenkast met de vouwkant in het zicht. Soms probeert ze uit de sleur van alledag te glippen door haar doen en laten te bevrijden van hun noodzaak; het werk is gedaan, de brieven zijn gepost, de maaltijd is bereid, aan haar nog slechts de taak dit op te schrijven.

Ze doet de afwas en schrijft hem op, poetst de meubels glanzend met een overvloed aan adjectieven, wandelt in haar zondagse kleren naar de bakker, bespot daarmee de bakkersvrouw, prijst het brood de hemel in, bewierookt geur en smaak.

“Hoe sierlijk streelt mijn vulpen het onschuldige papier,” bekent ze aan haar dagboek. “Het schrijven geeft mijn dagen waardigheid. Cachet. Hoe lief is mij het leven nu ik het kan dichten.”

Moeder attendeert haar op de ijdelheden van de taal: Straks gaan de geschreven woorden overheersen, misschien is het al zover. Doe de deur eens dicht, dichter, vlak achter je woorden. En nu weer open. Zie hoe de stoelen rond de tafel staan: als schoolvoorbeelden, als de gevangenen van hun soort. Ze willen uit hun randen. Ga slapen, Margareta.

Er zijn ook dagen die zich aandienen als raadsels, alsof ze zijn geboren buiten de kalender om. In deze dagen nestelt zich de vraag waarom. Hij overmeestert haar bij vlagen, waardoor de bromtoon wegvalt die het voortgaan onafgebroken begeleidt en ondersteunt. Dan blijven de geluiden in de lucht hangen, als bidvogels. Margareta hoort ze heel lang naklinken, dwars door het nieuwe voortgaan heen. En wat ze heeft gezien blijft op haar netvlies drijven; beelden zonder zwaarte, schertsfiguren die zich op de voorgrond dringen en de voortgang van het spel dat leven heet bederven. Maar nooit durft ze te luisteren en te kijken naar wat zich in de kieren en de holtes van het onderbrokene bevindt, als de dood iets naar zich toe te trekken waarvoor geen plaats is in haar hoofd.

Moeder ziet het aan met toegeknepen ogen: Handen op je oren leggen, Margareta. Langzaam, alsof je iets wegsleept, je blik afwenden. Dat is het beste.

 

 

 

 

Foto auteur: Resie Meens