Aart G. Broek (1954), werkte langdurig op Curaçao en promoveerde op een onderzoek naar de propagandapraktijk van de rooms-katholieke missie op de Benedenwindse eilanden. Broek is auteur van onder meer 'De kleur van mijn eiland; ideologie en schrijven in het Papiaments' (2006), 'Geboeid door macht en onmacht; De geschiedenis van de politie op de Nederlands-Caribische eilanden' (2011) en 'Dwarsliggers; Tegenspraak onder schaamteloos leiderschap' (2013). Onlangs verscheen 'Medardo de Marchena. Staatsgevaarlijk in koloniaal Curaçao' (2021).
de columns van Aart G. Broek:
recente columns:
gepubliceerd op 26 maart 2018
Het Papiamentse taalgetto

Nadat de taalkundige prof. dr. Dirk Christiaan Hesseling (1859-1941) in 1929 afscheid had genomen van de Leidse universiteit, verdiepte hij zich in het Papiaments, de creoolse moedertaal van bewoners van Aruba, Bonaire en Curaçao.  De neerlandicus dr. Jan Noordegraaf tekende deze belangstelling in het nummer van Nieuw Letterkundig Magazijn dat gewijd is aan ‘de West’ (mei 2017). Een van Hesselings informanten was dr. Percy Cohen Henriquez (1909-2000).

Percy was de zoon van de garnizoensarts Maurice de Mordechay Cohen Henriquez en Ida de Jacob Maduro Lopez. Zij waren op 8 april 1908 op hun geboorte-eiland Curaçao in het huwelijk getreden. Ruim een jaar later werd hun zoon Percy geboren. Tien jaar later vertrok het echtpaar met Percy en zijn jongere broer Vivian naar Nederland vanwege gezondheidsproblemen van vader Maurice. Percy’s vader overleed in 1927 in het moederland, nog geen vijftig jaar oud.

Direct na het behalen van zijn ingenieurstitel, in 1933, deed Cohen Henriquez promotie-onderzoek. Reeds op 5 juni 1935 verdedigde hij – cum laude - zijn proefschrift aan de Polytechnische Hoogeschool te Delft. Een primair wetenschappelijke carrière ambieerde Henriquez niet. Hij verkoos zijn kennis en vaardigheden aan te wenden op praktische en doelgerichte wijze. Na zijn promotie werkte hij ruim een dozijn jaren in Nederland, waaronder als octrooigemachtigde bij het voedingsmiddelen- en chemiebedrijf Noury en Van der Lande in Deventer.

Hij kwam ongeschonden door de oorlog, omdat hij niet als ‘Jood’ geregistreerd stond en zijn voorouderlijke lijn niet nagetrokken kon worden, omdat die gegevens zich in Curaçao bevonden.

CURAÇAO

Cohen Henriquez vertrok in 1948 naar Curaçao. Hij wenste zich met name in te spannen om de toekomst van zijn eilanden bij te sturen. Mede door de oorlog won de dekolonisatie wereldwijd aan kracht. Ook de eilanden verlangden een grotere mate van zelfstandigheid. Henriquez had uitgesproken meningen over feitelijke en te beogen economische en sociale ontwikkelingen. Hij stak die niet onder stoelen of banken. Hij wilde gehoord worden.

Niet alleen betrad Cohen Henriquez het politieke veld, hij zou vooral zijn kennis aanwenden om onderzoek te verrichten en vakkundig te adviseren. De historicus Van Soest vatte de werkzaamheden van Cohen Henriquez gedurende de jaren op zijn geboorte-eiland krachtig samen: ‘Hij verzamelde een grote hoeveelheid nuttige gegevens en schreef talrijke rapporten, maar zag weinig van zijn voorstellen uitgevoerd.’

In het algemeen bleek er - aan beide zijden van de oceaan - een gebrek aan motivatie om de ontwikkeling van de eilanden serieus te nemen. ‘Veel voorstellen werden niet eens onderzocht en op hun uitvoerbaarheid getest,’ zo constateerde Van Soest somber. Cohen Henriquez zou het beamen en in 1962 keerde hij terug naar Nederland, ongetwijfeld ‘a sadder and a wiser man’. Hij stapte het octrooiwezen weer binnen alsof hij het nooit had verlaten en werd voor de international Unilever een gewaardeerd deskundige terzake. Na zijn pensionering in 1971 bleef hij in het veld adviseren.

PAPIAMENTS

Met zijn vertrek in 1962 van Curaçao verdween de aandacht van Cohen Henriquez voor de eilanden niet. Integendeel, die betrokkenheid bleef zoals die er van jongs af aan al was geweest. Consequent zou hij op enkele specifieke aangelegenheden hameren, die al aanwijsbaar zijn in de stellingen bij zijn proefschrift.

Cohen Henriquez haalde dikwijls fel uit, zowel in kranten, tijdschriften en boeken, als in brieven en in publieke discussies. Hij maakte van zijn hart geen moordkuil. Over tal van onderwerpen wist hij goed gefundeerde tegenspraak te geven, zoals het natuurbeheer, ecologisch verantwoorde land- en tuinbouw, monumentenzorg, ontwikkelingssamenwerking, koninkrijksrelaties en dekolonisatie.

Niet minder uitgesproken was zijn mening over de instructietaal op de Benedenwindse basisscholen. In de jaren zeventig en nadien verwierf het Papiaments langzaam maar zeker een ongekend hoge status, waardoor het zelfs een plaats in het onderwijs kreeg. Het was een bijzonder afkeurenswaardige ontwikkeling in de ogen van Cohen Henriquez, die het Papiaments vooral van zijn yaya (kindermeisje) Rosita Bienvenu had geleerd.

Zo gauw het Papiaments als instructietaal het onderwijs dreigde binnen te dringen, verzette hij zich er tegen. Steeds wierp hij zijn tegenstanders voor de voeten: ‘De kinderen worden opgesloten in een taalgetto. Ik neem aan ter voorbereiding op het echte getto!’ Cohen Henriquez bepleitte het zo jong mogelijk onderdompelen in een vreemde taal – het Nederlands en/of Engels – om de wereld van het onderwijs en die van arbeid te openen.

Was de achting van Cohen Henriquez voor het Papiaments zo gering? Stellig niet; reeds in 1935 had Henriquez een gunstig waarderende bijdrage geleverd aan de West-Indische Gids over spreekwoorden in de moedertaal van de Curaçaoënaars. Deze bijdrage schreef hij samen met de hoogleraar Hesseling, die, zoals gezegd, zijn aandacht in de jaren dertig op creoolse talen richtte.

Hesseling vertaalde zelfs een Papiamentstalige roman van de schrijver Willem Kroon (Curaçao, 1886-1947) naar het Nederlands, te weten ‘Mester a deré, promé el a drenta na casa’. Die vertaling is in manuscript bewaard gebleven in de nalatenschap van Hesseling, die in de UB van de Leidse universiteit onderdak vond. Het is aannemelijk dat Cohen Henriquez voor Hesseling een inspirerende bron is geweest voor zijn vertaling: ‘’t Was nodig hem te begraven voor hij in het huwelijk trad’. Deze vroege Papiamentstalige ‘novela’ werd eerst als feuilleton gepubliceerd in de krant La Union, 1926/7. Bijna negentig jaar later – februari / april 2016 - werd de Nederlandse vertaling opgenomen in het Antilliaans Dagblad; geheel in lijn met het origineel: als feuilleton!

Een uitgebreidere bio- en bibliografische schets is te vinden op onze website klasse-oplossingen.