Er zijn weinig zaken zo hardnekkig als nationale beelden en stereotypen. En ik kan het weten als Spaanse neerlandica in Nederland. Zodra het onderwerp van de Opstand ter tafel komt, moet ik mijn gesprekspartner er aan herinneren dat begrippen als ‘Spaanse bezetting’ of ‘Spaanse overheersing’ eerder passen bij de Tweede Wereldoorlog dan bij de Tachtigjarige Oorlog. De Spanjaarden waren de Nederlanden niet gewapend binnengevallen, maar rustig komen binnenwandelen. Het was destijds Willem van Oranje die met zijn Duitse soldaten de Nederlanden binnenviel!
Achter deze visie van de oorsprongsmythe van Nederland gaat een beeld van de Spanjaarden schuil dat we de ‘zwarte legende’ noemen: wrede, bloeddorstige, godsdienstwaanzinnige, inhalige en onbetrouwbare lieden, bevlekt door het Moorse en Joodse bloed in hun aderen. Het blijft verbazingwekkend dat deze gekleurde en hispanofobe visie op de ‘Spanjolen’ telkens weer uit de kast wordt gehaald. Op de webpagina van de tot 29 mei lopende tentoonstelling Spaanse Meesters uit de Hermitage. De wereld van El Greco, Ribera, Zurbarán, Velázquez, Murillo & Goya worden we herinnerd aan ‘de Spaanse overheersing’, de Spaanse ‘koloniale goudkoorts’ en een Filips II als ‘absoluut monarch in een door de katholieke kerk gedomineerde maatschappij’. We beluisteren er echo’s van negentiende-eeuwse percepties van Volksgeist waarbij artistieke en literaire uitingen een weerspiegeling vormen van een onveranderlijk nationaal karakter.
In de negentiende eeuw was het niet eenvoudig om de culturele waarde en de bijdragen van de oude Spaanse vijand te accepteren. Een literatuurhistoricus zoals De Clerck in zijn Verhandeling over de invloed der vreemde letterkunde (Amsterdam 1826) stelde dat een toneelschrijver als Lope de Vega (dé toneelschrijver uit de Spaanse Gouden Eeuw) en ‘familaar der Inkwisitie’, ‘(…) nimmer een geliefd dichter voor den hervormden Nederlander [kon] worden’. Dankzij recentelijk onderzoek van Frans Blom en Olga van Marion en hun ONSTAGE database weten we echter dat de toneelstukken van Lope de Vega soms meer succes hadden in de Amsterdamse Schouwburg dan die van Vondel.
De bijna-naamgenoot van de negentiende-eeuwse literatuurhistoricus, kunsthistoricus Bram De Klerck, legt in zijn recensie over de tentoonstelling in het NRC van 30 november jongstleden de vinger op de juiste plek wanneer hij de oorsprong van de verzameling Spaanse schilderijen in hun context plaats. De oorspronkelijke eigenaar was een negentiende-eeuwse bankier uit Amsterdam: ‘het is een gemeenplaats te stellen dat die geschiedenis de reden is voor het gebrek aan belangstelling in Nederland voor de rijke geschiedenis en cultuur van Spanje. Opvallend genoeg was die aversie in het Nederland van tweehonderd jaar geleden kennelijk lang niet zo sterk’. Er was duidelijk geen sprake van alleen weerzin jegens de Spaanse cultuur. Eigenlijk kunnen we eerder spreken van een onontkenbare ambivalentie tussen bewondering voor de culturele productie van de Spanjaarden en aversie vanwege hun rol als wereldmacht.
De komende jaren zal ik me over deze spanning buigen in het kader van mijn Vidi-project Mixed feelings. Literary Hispanophilia and Hispanophobia in England and the Netherlands in the Early Modern period and the nineteenth century. Hopelijk kunnen we aantonen dat de Spanjaarden niet alleen als overmeesteraars werden gezien, maar ook op bepaalde culturele gebieden als echte meesters.