Petra Teunissen-Nijsse werkt als freelance redacteur, journalist en biografisch onderzoeker, onder andere als eindredacteur van Nieuw Letterkundig Magazijn. Zij publiceerde over Louis Couperus, Carry van Bruggen en Clare Lennart. In juni 2017 promoveerde zij op het proefschrift 'Voor ’t gewone leven ongeschikt. Een biografie van Clare Lennart'.
recente columns:
gepubliceerd op 24 juni 2020
Wanneer is iemand machtig in de literaire wereld?

Op zaterdag 13 juni spraken Balie-programmamaker Ianthe Mosselman, Matilda Gustavsson en de Nederlandse auteurs Maartje Wortel, Joost de Vries en Niña Weijers over machtsmisbruik in de Nederlandse letteren. Een gespreksonderwerp was het op non-actief stellen van Volkskrant-recensent Arjan Peters wegens mogelijk grensoverschrijdend gedrag. Op Mosselmans vraag ‘Wanneer is iemand machtig in de literaire wereld?’ bleef het opvallend lang stil. Een afdoende antwoord hadden de auteurs niet. Het is ook heel lastig om macht, zeker in de culturele sector, precies te omschrijven. Ik heb zelf over die vraag nagedacht toen ik bezig was met mijn proefschrift over de schrijfster Clare Lennart (1899-1972). Zij was in de jaren dertig een van de beschermelingen van criticus en tijdschriftredacteur Frans Coenen. Als ‘literaire mandarijn’ en tijdschriftenkoninkje zette hij – vaak bedenkelijke – strategieën in om vrouwelijke auteurs als Carry van Bruggen, Eva Raedt-de Canter en Clare Lennart te laten publiceren. Ook Clare Lennart ging uit vrije wil een langdurige liefdesrelatie met hem aan. Zij voelde zich weliswaar geen slachtoffer, maar die relatie was – in de ogen van 21-eeuwers – beslist ongelijk. In De Parelduiker schreef ik in 2019 in het artikel ‘Frans Coenen en de vrouwen’: “Hij had de macht om hun beginnende literaire carrière te maken of te breken.” Zo was hij de toegang tot publicatie in Groot Nederland, een maandblad met een goede naam en aantrekkelijke paginatarieven en schreef hij – soms gekleurde – recensies.

Onlangs las ik Gustavssons indrukwekkende boek Het bolwerk over de geruchtmakende #metoo zaak rond Jean-Claude Arnault en de Zweedse Academie. Daarin wordt duidelijk dat Arnault zélf claimde om veel macht te hebben. Zo weet hij zijn slachtoffers het zwijgen op te leggen. Gustavsson maakt ook heel helder dat het zwijgen van omstanders ervoor zorgt dat een man als Arnault (veel te) lang door kon gaan. Dat ging in de jaren dertig aanvankelijk ook zo. ‘Iedereen’ wist van Coenens vriendinnenpolitiek en de vrouwen zwegen onderling, eerlijk gezegd ook uit opportunisme. Maar hij werd uiteindelijk wél gestopt omdat zijn collega-redacteur Jan Greshoff niet langer zweeg. Hij greep Coenens wanbeleid aan om te verhinderen dat Coenen nog langer zijn haremvrouwen voorrang gaf. Daarbij had Greshoff echter uitsluitend de literaire kwaliteit van Groot Nederland en de belangen van zijn Forum-vrienden op het oog. Voor de ‘rotromannetjes’ van Coenens ‘hofhouding’ etaleerde hij enkel dedain en voor de schrijfsters ervan ook.

De maatschappij zag er in 1935 uiteraard heel anders uit dan nu. De macht was sowieso oneerlijk verdeeld over de seksen. Vrouwelijke auteurs hadden een heel andere plek in de literaire wereld dan mannen, om het zacht uit te drukken. En onze ideeën over machtsmisbruik zijn sterk veranderd, zeker nadat de #metoo beweging in 2017 begon. Ik kan dan ook niet spreken over Frans Coenen als ‘dader’, Clare Lennart als ‘slachtoffer’ en Greshoff als ‘held’. Toch denk ik dat het goed is om ‘met de kennis van nu’ naar het verleden te kijken. Dat kan nieuw licht werpen op de reputaties van schrijvers, schrijfsters, recensenten en tijdschriftredacteuren en vervolgens op de canonvorming. Zo vraag ik me inmiddels af hoe neutraal Jan Greshoff was, die in 1935 De blauwe horizon van Clare Lennart nog als ‘rotromannetje’ afdeed in een brief en in 1952 haar roman Serenade uit de verte in de krant ‘een verrukkelijk boek’ noemde.