Susanne Onel is neerlandica. Ze was vele jaren werkzaam op verschillende gebieden binnen het Hoger Onderwijs. Van 2009 tot 2015 zat ze in de redactie van Arabesken, het tijdschrift van het Louis Couperus Genootschap. Eveneens vanaf 2009 is ze eindredacteur van het Nieuw Letterkundig Magazijn, het halfjaarlijkse tijdschrift van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
de columns van Susanne Onel:
recente columns:
gepubliceerd op 4 april 2020
Het bleke blauwwitte stipje

NOTA BENE: Deze column werd geschreven nog voordat ons dagelijks leven zo op zijn kop werd gezet door de coronacrisis!

Ik houd van de nacht, wanneer de wereld om mij heen stil is geworden. Muziek, tekst, beeld, alles komt zuiverder binnen dan overdag.

Zo werd ik onlangs, ’s nachts lezend in de Volkskrant, getroffen door een grote zwarte foto, met in het midden een horizontaal pijltje waarboven de tekst ‘U bent hier’. Ik snapte niet direct wat dat betekende. Toen ik scherper keek, zag ik rechts van dat pijltje een piepklein blauwwit stipje, midden in een vage verticale streep over de hele lengte van de foto(*).

Dat stipje, zo verduidelijkt de bijgaande tekst, is de aarde. Die vage streep is een zonnestraal. Ik zag dus de aarde, waar wij op leven, waar ik op leef, als een piepklein speldenknopje in een grausame, gapende, zuigende zwartheid.

Even werd ik duizelig als bij hoogtevrees, en toen, zoals altijd wanneer ‘iets’ groter is dan ik aankan, letterlijk tot tranen geroerd.

Die aarde! Een nietig stipje! Al vaker konden we de aarde zien vanuit de ruimte, maar dan was zij altijd die lieve mooie blauwe kwetsbare bol. Maar nu: bijna niets, een spikkeltje, een ‘klompje stof, zwevend in een zonnestraal’.

Onmiddellijk overviel me een gevoel van grote zinloosheid en van gigantische relativering. Lachwekkend waar we ons allemaal druk over maken. Wat maakt het uiteindelijk uit wat je allemaal doet of niet doet in het leven. Lachwekkend dat we bezig zijn met wat er na ons gebeurt, wat er met ons lichaam gebeurt, begraven of cremeren, zoals ik die ochtend op Radio I hoorde bediscussiëren. Waar doe ik het allemaal voor…

En zoals ik al veel vaker had bedacht, meteen de gedachte: zie je wel, God bestaat niet. Hoe kan Die in godsnaam daar bestaan en zich bemoeien met de mensen op dat stipje vanuit die eindeloze zwarte ruimte. Wat een arrogantie. Al zullen gelovigen wellicht in deze oneindigheid juist Zijn almacht en schepping zien.

Deze gedachten over zinvol- en zinloosheid kwamen des te spontaner bij me naar boven omdat ik die avond het (in goed Nederlands vertaalde!) boek van de Italiaanse schrijver Paolo Giordano had uitgelezen: Divorare il cielo/De hemel verslinden. Drie stiefbroers brengen hun jeugd door op het ruige landgoed van hun (stief)vader, die daar een soort sekte leidt. Welhaast Reinerwoldiaanse toestanden.

Godsdienst speelt voor hen een alles bepalende rol. Het boek staat dan ook vol met bijbelse citaten en verwijzingen. Katholicisme, maar ook pantheïsme, metempsychose en een zeer strenge, bijna religieuze opvatting over duurzaamheid bepalen hun gedachten en handelen. De jongens gaan tot hun volwassenheid hierin mee, ze bidden dat het een aard heeft.

Maar dan komt de opstandigheid, en daarmee het verlies van het geloof, gestimuleerd door het lezen van het boek van de Duitse filosoof  Max Stirner: Der Einzige und sein Eigentum (1844)/De enige en zijn eigendom. Dit boek wordt de nieuwe bijbel voor het hoofdpersonage: alleen wij bestaan, de grote egoïsten. Onze opdracht is de bestorming van de hemel. We moeten de hemel verslinden. God is gewoon een verzinsel. Alleen wie leeft, heeft gelijk… . Later, vlak voor zijn door hemzelf uitgelokte dood, erkent hij dat hij altijd is blijven geloven, ‘maar op een andere manier’. Volgens hem is de daad van geloven, van willen geloven, zinvol en zingevend.

Eveneens in de Volkskrant heeft onlangs een reeks artikelen gestaan over de vraag hoe je zin geeft aan je leven, wat voor jou de zin van het leven is.

Zo veel hoofden, zo veel zinnen, neem ik aan. Voor mij bestaat er geen zin; neen, die moet ik máken. Hoe ik dat doe, verklap ik hier niet, slechts wel dat liefde en schoonheid een grote rol spelen.

Maar toch, telkens wanneer ik naar die foto met dat blauwwitte stipje aarde kijk, moet ik weer even vechten tegen dat gevoel van algehele relativering en zinloosheid.

Gelukkig bevat de foto ook een onmetelijke schoonheid!

 

(* Deze ‘iconische’ foto is genomen vanuit de Nasa-ruimtesonde Voyager op 14 februari 1990 op 6,4 miljard kilometer afstand van de aarde. De foto is bekend geworden onder de titel Pale Blue Dot. Artikel met foto in de Volkskrant van 11 februari 2020.)