Tineke Looijenga (1948) studeerde Scandinavische Talen en Letterkunde, Oudgermaans, en Archeologie aan de Rijksuniversiteit van Groningen. In 1997 promoveerde zij op een dissertatie over het Germaans runenschrift: 'Texts and Contexts of the oldest Runic Inscriptions' (handelseditie Brill 2003). Momenteel geeft zij cursussen aan de Seniorenacademie (HOVO) en publiceert zij met enige regelmaat in diverse buitenlandse wetenschappelijke tijdschriften en bundels.
recente columns:
gepubliceerd op 11 november 2019
De tranen van Jongkees

Hoe komt het dat grote kunst de mens aan het huilen brengt? Ik heb mij dit lang geleden afgevraagd toen ik in de Manchester Art Galleryeen hoek omsloeg en oog in oog kwam te staan met een meer dan levensgroot schilderij waarop Sappho is afgebeeld, die een harp vermoeid op de grond laat rusten en met donkere ogen spiedt… naar wat? Naar de afgrond waaraan zij staat? Zij draagt zwart, zij is duidelijk in de rouw, zij lijdt, haar oogopslag is diep bedroefd en kwetsbaar; uit haar houding blijkt dat alle hoop vervlogen is. Nog heeft zij zich daar niet bij neergelegd, maar de harp naast haar op de grond doet het ergste vermoeden. Ik barstte terstond in tranen uit. De vrouw in de zwarte sluiers met de duistere blik raakte iets in me, wat me totaal van mijn stuk bracht.

Het grote onvermijdelijke verlies van de meest dierbare, dat ieder van ons boven het hoofd hangt, dat ooit een keer zal toeslaan – wij weten het en vrezen het, en denken dat we dit niet zullen overleven. Deze fundamentele angst is altijd op de achtergrond aanwezig, en het zijn juist de beeldende kunst en de muziek die ons wijzen op de eindigheid van ons bestaan en dat van de geliefde.

Wie kent niet het noodlottige verhaal van de mooie Ierse koningsdochter Isolde, die uitgehuwelijkt wordt aan een oude lelijke koning van een vijandelijk gebied, Cornwall, terwijl zij een heimelijke liefde koestert voor een dappere ridder uit ’s konings gevolg? Ooit had Isolde een verloofde, maar hij werd dodelijk gewond in een gevecht met een ridder van de vijandelijke partij. Deze ridder is daar niet ongeschonden uit gekomen, hij heeft een lelijke wond opgelopen. Tot zijn opluchting hoort hij dat er in Ierland, het land dat hij net verslagen heeft, iemand is die hem kan genezen: Isolde. De ridder heet Tristan. En hij is degene op wie Isolde dodelijk verliefd zal worden.

Goede stof voor een opera, en zeker voor een keur aan overleveringen. En daarvan zijn er talloze in de middeleeuwen, waarin dit geliefde verhaalmotief in vele gedaanten wordt gezongen en verteld.

Die verhalen hebben vaak een wat ander verloop, en ook een andere afloop. Soms gaat het goed en krijgen ze elkaar, soms gaat het niet goed en krijgen ze elkaar niet of gaan ze allebei dood. Je kunt je voorstellen dat de minstrelen varieerden al naargelang de stemming van het publiek en hun eigen misantropische opvattingen. Verschillende versies van het verhaal van Tristan en Isolde, of Tristan et Iseut, zijn overgeleverd, van Chrétien de Troyes (12e eeuw) en Gottfried van Straatsburg (13e eeuw) tot Richard Wagner (19e eeuw).

Wagner! Zijn opera Tristan und Isolde (die Holde) is het absolute hoogtepunt van de tragische geschiedenis van de twee geliefden die van het begin af aan gedoemd zijn tot de ondergang. Laat dat maar aan Wagner over. Zijn muziekdrama in drie bedrijven leidt de operaliefhebber naar het hoogste genot en de diepste wanhoop. Er is maar één plek ter wereld waar je dat optimaal kunt ondergaan, en dat is het Festspielhaus in Bayreuth.

Kaartjes veroverd uit het hol van de leeuw, en òp naar de Wagner-Festspiele van 2019. Omdat het directoraat daar, onder leiding van achterkleindochter mevrouw professor Katherina Wagner, heeft besloten geen enkele vorm van onder- of boventiteling meer toe te staan, hebben wij het libretto van tevoren uit het hoofd geleerd, aan de hand van een boekje dat we hebben geleend uit de Groninger Universiteitsbibliotheek. Dat klinkt armoedig, ja. Maar! Het blijkt naderhand een gouden greep, want het boekje met vier Wagner-operalibretto’s heeft, gezien het ex libris, ooit toebehoord aan professor A.G. Jongkees, aimabele mediëvist aan de Groninger universiteit tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Wij slaan de pagina’s al lezend en met instemming knikkend om, tot wij aan het eind van de opera belanden, daar waar ze elkaar net niet krijgen, want eerst gaat de één dood en dan natuurlijk ook, bij de vondst van het lijk, de ander. Dit gebeurt niet dan nadat dit tragische lot weelderig is bezongen, met de hoogste gloed, waarbij toppunten van eeuwige liefde en trouw worden geraakt alsook het diepste dal van noodlottig verlies. De beide hoofdfiguren geven alles wat in hun vermogen ligt qua stem en acteertalent – het maakt opera in Bayreuth tot een onvergetelijke ervaring. Dit én het onzichtbare orkest, dat een virtuoos klankenballet laat opstijgen uit de diepte onder het toneel. Een Gesamtkunstwerk in volkomen harmonie. Als je na afloop naar buiten strompelt, waar de champagne wacht, weet je niet meer wie je was, wat je deed; er is slechts Wagner, die nog dagenlang in je oren naklinkt.

Wat heeft dit nu met onze brave Jongkees uit de titel van dit stukje van doen? Welnu, de opera eindigt met de superbe behandeling van wat het betekent te sterven van liefde – Isolde’s Liebestod. En juist op die pagina in het boekje van Jongkees is het papier besprenkeld met cirkelvormige vlekken – de sporen van tranen? Bijna niemand houdt het droog bij deze tragische scène, dus ook Jongkees niet? De andere pagina’s in het boek zijn onbevlekt.

Jongkees werd nimmer betrapt op enige liefde voor muziek, en al helemaal niet voor opera’s. Wel hoorde de materie van Tristan en Isolde tot zijn interessegebied, de middeleeuwen. Hij had in zijn boekerij meerdere exemplaren van boeken die de hoofse literatuur uit die tijd bespraken, ook de verschillende versies van de Tristan en Isolde-legende. Was hij dan niet zozeer gegrepen door de muziek als wel door het verhaal? We zullen het nooit weten, want om de ‘tranen’ te kunnen determineren moeten ze uit het boekje worden geknipt, en dan zijn ze voor altijd verloren. Maar dat hij gegrepen werd door de kracht van de kunst, die het wezenlijke van ieders bestaan raakt, ongeacht of men al dan niet bewust van ‘kunst’ houdt – dat wil ik niet uitsluiten. Het hoogste genot naast het diepste verdriet – ik verbeeld me dat zelfs de onmuzikale Jongkees zich daar niet aan kon onttrekken.

Maar nee, das kann nicht sein: wat voor voorstelling kan iemand hebben van de dieptreurige geschiedenis van Tristan en Isolde wanneer hij alle middeleeuwse teksten heeft gelezen en de opera van Wagner niet kent? Hij kan op zijn hoogst ontroerd raken door de tekst, maar in tranen raken? Nee. Jongkees had een neef, muzikaal begaafd, operaliefhebber en KNO-arts te Amsterdam. Die had de liefde voor muziek van huis uit meegekregen. Deze man, L.B.W. Jongkees, kan de oorspronkelijke eigenaar van het boekje zijn geweest. Misschien heeft hij hete tranen bij een uitvoering van Wagner’s opera geschreid, en wellicht gaf hij naderhand het boekje aan zijn neef ten geschenke, die het libretto vol interesse wilde lezen. Deze neef zal de vlekken voor het residu van een onhandig ingeschonken kopje thee hebben gehouden. De Groninger Universiteitsbibliotheek heeft de boeken van Jongkees geërfd – en er een zelf bedacht ex libris in geplakt. Groningse romantiek.