Marianne Eekhout is gepromoveerd historicus. Ze werkt als conservator geschiedenis in de overkoepelende cultuurorganisatie Dordrechts Museum. Ze is onder andere verantwoordelijk voor de historische collectie, de prentencollectie Atlas Van Gijn en de vaste opstelling van Het Hof van Nederland. In 2014 promoveerde Marianne op een proefschrift over materiële herinnering aan de Tachtigjarige Oorlog aan de Universiteit Leiden – Material Memories of the Dutch Revolt. Binnenkort verschijnt bij uitgeverij Verloren een Nederlandstalige bewerking van dit proefschrift in de Zeven Provinciën Reeks.
recente columns:
gepubliceerd op 12 april 2020
Collectie of commercie? Museumbeleid in perspectief

NOTA BENE: Deze column werd geschreven nog voordat ons dagelijks leven zo op zijn kop werd gezet door de coronacrisis.

Steeds meer mensen bezoeken een museum. Maar, zo stelde de Museumvereniging in september 2019, de collectietaak van het museum staat onder druk. Conservatoren en onderzoekers houden zich vooral bezig met tentoonstellingen, waardoor minder aandacht gaat naar beheer, behoud en presentatie van de eigen collectie. De kerntaak van het museum dreigt daarom ondergeschikt te raken aan het commercieel belang; zoveel mogelijk bezoekers binnenhalen. Het risico van deze ontwikkeling is dat het unieke en authentieke van een museum ook onder druk komt te staan. Want als een museum alleen programmeert voor de bezoeker, welke plek heeft de eigen collectie en de kennis over die collectie dan nog? Kortom, hoe behoud je als museum je eigen identiteit en trek je daarmee toch een grote hoeveelheid bezoekers?

Decennialang was het museum een gesloten bolwerk, maar sinds de afgelopen 15 jaar richt zij zich steeds meer op het publiek. Beleidsmakers en subsidieverstrekkers verlangden van musea, net als van de wetenschap, dat zij zich meer verbonden met de samenleving. Het resultaat was een publieksgericht programma waarin de bezoeker centraal staat. Dit is een positieve ontwikkeling, omdat de bezoeker zich steeds vaker thuis voelt in het museum, hartelijk wordt verwelkomd en kan genieten van uitstekende voorzieningen. Sinds een jaar of twee werken musea bovendien hard aan beleid met betrekking tot inclusie en diversiteit. Ze stellen zich de vraag hoe zoveel mogelijk mensen zich welkom kunnen voelen in het museum, en kijken bijvoorbeeld naar taalgebruik, fysieke toegankelijkheid en culturele diversiteit.

De keerzijde van het ‘openen’ van het museum was dat de taken opnieuw moesten worden verdeeld. Waar conservatoren en onderzoekers zich eerder vooral konden bezighouden met onderzoek (naar de collectie) werd de taak als tentoonstellingsmaker nu het belangrijkst. Alleen de grootste musea van Nederland, zoals het Rijksmuseum, bleken in staat hun onderzoeksfaciliteiten te behouden – meestal in nauwe samenwerking met de universiteit. In de meeste musea bepaalt de tentoonstellingsagenda het onderzoek, de restauratie en grotendeels ook het beleid voor beheer en behoud. Onderzoek naar de eigen collectie wordt vaker uitbesteed aan (gast) onderzoekers en fellows. Ook op deze manier staan de deuren van het museum wijd open.

In de strijd om bezoekers is de collectie een slachtoffer, zoals de Museumvereniging al concludeerde. Dat klinkt heftig, maar het is ook realiteit. De eerste vraag die wordt gesteld bij een nieuw tentoonstellingsproject is niet zozeer hoe de collectie erin wordt verwerkt, maar hoeveel bezoekers dit thema zal trekken. Het is een noodzakelijke vraag, omdat bezoekers inkomsten betekenen. Het is ook een vraag die het belang van de collectie en de identiteit van het museum ondergeschikt maken aan een onvoorspelbare factor – de museumbezoeker die soms wel en soms niet besluit naar het museum te komen. Het rapport van de Museumvereniging heeft dan ook een zenuw geraakt. Is het mogelijk de collectietaak te verbinden met de tentoonstellingsagenda?

De meeste musea, waaronder het Dordrechts Museum, programmeren al jaren met de collectie als uitgangspunt. Dit heeft als voordeel dat de collectie altijd wordt meegewogen in het besluit om een project wel of niet uit te voeren. Tegelijkertijd moet een museum af en toe keuzes maken. In 2018/2019 bestond een groot deel van de tentoonstellingsagenda uit projecten die aansloten bij de gemeentelijke Dordtse mijlpaal 400 jaar Synode van Dordrecht. Al vanaf het begin stond vast dat de internationale Synode uit 1618/1619 geen ‘blockbuster’ zou worden, maar het thema was wel van wezenlijk belang voor de stad. De tentoonstellingen ‘Werk, bid en bewonder. Een nieuwe kijk op kunst en calvinisme’ in het Dordrechts Museum en ‘Te kunst en te Keur’ in Het Hof van Nederland, en de installatie ‘BIOS bible’ buiten op het Hof waren het resultaat. Alle onderdelen waren gemaakt met het publiek in het achterhoofd, en de collectie als uitgangspunt. Met spectaculaire bruiklenen en media-aandacht heeft dit geleid tot een goed bezoekerscijfer voor een historische kunsttentoonstelling.

Deze ‘historische’ programmering waarin de eigen (Dordtse) collectie zwaar weegt in het besluit een project te realiseren, is een belangrijke stap in de richting van een evenwichtig tentoonstellingsbeleid. Zowel de eigen collectie en identiteit moeten meewegen in de tentoonstellingen die worden gemaakt. Zo toont het Dordrechts Museum op dit moment voor het eerst in een halve eeuw mode; een tentoonstelling die zowel gericht is op het publiek als op de collectie zelf. Enerzijds is de mode gekoppeld aan het hedendaagse thema Slow Fashion. Anderzijds wordt de collectie geïnventariseerd, gerestaureerd en is daardoor beter voorbereid op de toekomst. In april 2020 opent bovendien de tentoonstelling ‘Leven van Leer’ waarin de bijzondere Dordtse leercollectie uit de middeleeuwen te zien zal zijn. Met behulp van hedendaagse technieken komt het leer uit de archeologiecollectie tot leven. Dit soort projecten zijn en blijven van levensbelang in het museum. Zonder de eigen collectie een structurele plaats te geven in de museale ruimte en projecten op te starten die collectiebeheer mede als doel hebben, kan de collectietaak van het museum niet langer worden uitgevoerd.