gepubliceerd op 23 februari 2021
Over de jaren heen lezen 88: Van de in hogere kringen verliefde

In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

Van de in hogere kringen verliefde

‘Den Haag, je tikt ertegen en het zinkt.’ Ik weet het, ik citeer de beroemde regel van Achterberg niet helemaal correct, er zit één letter dwars. Toch is het waar, Den Haag is niet alleen een stad die zingt. Als de zeespiegel stijgt, zoals nu ook Adriaan van Dis in zijn nieuwste roman voorspelt, wordt de Residentie het nieuwe Reimerswaal, op de hoger liggende delen na dan. Gelukkig bevinden zich daar een paar literaire lieux de mémoire: de Scheveningse Bosjes die Couperus benutte als decor voor zijn Haagse romans, en natuurlijk ook Duindorp en de Bosjes van Poot, het mythische hartland van Willem Brakman. Die ensceneerde daar menig grotesk en gedenkwaardig tafereel.

Brakmans verbeelding dwaalde ook graag rond in de duingebieden ten noorden van Den Haag, waar koningin Wilhelmina een villa had staan. In zijn roman Van de in hogere kringen verliefde laat hij de gedoemde dichter Edward er het spoor van de vorstin volgen. Dat de paden niet alleen bezaaid liggen met afgebroken takken, maar ook met de uitwerpselen van de hofdames is bij het bepalen van de juiste koers zeer behulpzaam. Inspectie van de voetafdruk van de majesteit leert dat ze ‘groene nagels en knoptenen’ heeft, en ‘gebarsten eelt bij de hielen’.

Wie nu in de verleiding komt om te denken dat Wilhelmina en haar entourage te keer zijn gegaan als een kudde losgeslagen olifanten, doet er goed aan nog wat verder te lezen, want daar rijst de Moeder des Vaderlands in Edwards blikveld op als was ze de godin Diana, ‘nog wel met de rug, breed en stevig als een ton, naar mij toegekeerd, maar daarna was het zich naar mij toewenden als de zuivere genade zelf. Machtig was de trom van haar buik, naar onder toe verglijdend naar zachtroze en eindigend in een waarlijk vorstelijke pluim die zachtkens waaide in de zomerwind, in de duinen, aan zee…’ Waarmee bewezen is dat Den Haag, bij monde van haar grote zoon Brakman,  ook zingen kan – wat zeg ik, galmen!

Jaap Goedegebuure