gepubliceerd op 29 maart 2021
Uit het NLM-archief: ‘Het beeld van Frederik de Grote in de Republiek’

Sinds 1983 verschijnt het Nieuw Letterkundig Magazijn, het tijdschrift van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Het blad bevat literaire en historische bijdragen van een –meer of minder– licht wetenschappelijk karakter, waarbij de nadruk ligt op de Nederlandse literatuur. Er verschijnt jaarlijks naast één papieren nummer ook een aantal digitale artikelen onder de vlag van het NLM.

De jaargangen 1 t/m 33 zijn al gedigitaliseerd en op de DBNL terug te vinden. Om hier nog eens de aandacht op te vestigen duiken de redacteuren van het NLM om de paar weken in het rijke archief van het tijdschrift om er een bijzonder artikel uit te lichten. Dit keer kiest Rietje van Vliet het artikel ‘Het beeld van Frederik de Grote in de Republiek’ van de Leidse dixhuitiémist Jan A.F. de Jongste.

Vorig jaar deed ik ter gelegenheid van het 200ste geboortejaar van Multatuli onderzoek naar diens achttiende-eeuwse lievelingsverhaal: over de molenaar van Sanssouci. Het is een verhaal waar hij gedurende zijn hele leven mee bezig was, een verhaal waar hij talloze keren naar verwees, en een verhaal dat zijn levensmissie heeft bepaald. Nog op de middelbare school maakte Multatuli een vertaling van het dichtstuk ‘Le meunier de Sans-Souci’ (1797) van François Guillaume Jean Stanislas Andrieux. Eindeloos sleutelde hij aan de dichtregels en droeg het werk – uit het hoofd! – voor tijdens zijn toespraken in het land.

Hoofdpersoon in het verhaal is Frederik de Grote, die in 1745-1747 in Potsdam het zomerpaleis Sanssouci heeft laten bouwen. Naar verluidt had hij zich enorm geërgerd aan de molen, die zich bevond vlakbij de landerijen die tot paleiselijke tuinen omgevormd moesten worden. Of hij de molen kon kopen, vroeg de vorst aan de molenaar, maar deze weigerde resoluut: ‘Gewiß, Euer Majesktät, das könnten Euer Majestät wohl tun, wenn es – mit Verlaub gesagt – nicht das Kammergericht in Berlin gäbe’. De Grote Frederik legde zich hierbij neer, overtuigd als hij was van zijn vorstelijke plicht om zich neer te leggen bij de uitspraken van de rechter.

Multatuli was vol bewondering voor het verlicht despotisme van de Pruisische vorst, zoals zo velen met hem. Toch plaatste hij ook een stevige kanttekening bij diens bewind. Frederiks plotselinge inval in Silezië in december 1740 had ook in de Republiek een schok teweeg gebracht. Nu was duidelijk geworden wat zijn politieke oogmerken waren. Frederik de Grote bleek door zijn trouweloosheid en perfiditeit een wolf in schaapskleren. De Zevenjarige Oorlog was het gevolg. Begrijpelijk dus dat Multatuli flink uithaalde naar de vorst wiens optreden bij de molen hij zo had bewonderd: ‘Sei was du bist, koning, dief, annexateur’.

Helaas vond ik het artikel ‘Het beeld van Frederik de Grote in de Republiek’ pas nadat mijn eigen verhaal al was gepubliceerd (Mededelingen van de Stichting Jacob Weyerman 2020-1). Had ik het eerder gezien, dan had ik de ambivalente houding van Multatuli kunnen vergelijken met de afkeuring én bewondering die de aangetrouwde neef van de stadhouder in de achttiende eeuw te beurt was gevallen. Want over dat laatste schrijft van Jan A.F. de Jongste, wiens NLM-bijdrage een bewerking is van zijn voordracht voor de Commissie voor geschied- en oudheidkunde op 25 januari 1989.

Lees hier ‘Het beeld van Frederik de Grote in de Republiek’ van Jan A.F. de Jongste.