gepubliceerd op 2 februari 2021
Over de jaren heen lezen 82: Quadriga, een eindspel

In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

Quadriga, een eindspel

De laatste keer dat ik nog een echte winter meemaakte, woonde ik in West-Berlijn, destijds een enclave midden in de Duitse Democratische Republiek, omgeven door een muur, prikkeldraad, wachttorens en grenswachten die met scherp schoten op iedereen die zo eigenwijs was om de socialistische heilsstaat in te willen ruilen voor de kapitalistische hel. Ik vertoefde er om Duitse studenten  enige kennis van de Nederlandse literatuur bij te brengen. De jonge mannen onder mijn gehoor waren vrijwel zonder uitzondering afkomstig uit de Bondsrepubliek en hadden hier hun toevlucht gezocht om gevrijwaard te blijven van de militaire dienstplicht. Vanaf het einde van het Derde Rijk tot aan de Duitse hereniging genoot West-Berlijn namelijk een status aparte. Dat maakte het tot een vrijplaats voor bohemiens, alternatievelingen en ander ongeregeld tuig.

Tijdens mijn verblijf werd Carel Schneider benoemd tot Nederlands ambassadeur in de DDR, met Oost-Berlijn als standplaats. Kennelijk had hij gehoord dat ik aan de andere kant van de Muur woonde, want na enige weken bereikte mij de uitnodiging voor een kennismakingsbezoek. Ik zou door zijn chauffeur worden opgehaald bij Checkpoint Charlie.

Ik had een paar boeken voor hem meegenomen, in een tas waar ook nog wat Nederlandse en West-Berlijnse kranten zaten. Die werden bij de intensieve grenscontrole door een norse Vopo zonder enige uitleg in beslag genomen.

Natuurlijk was ik niet te eten gevraagd om over de Koude Oorlog of de linkse studentenbeweging te komen praten. Ons gemeenschappelijk raakvlak was de literatuur. Carel Schneider was namelijk ook auteur. Onder het pseudoniem F. Springer verwerkte hij met enige regelmaat zijn ervaringen als diplomaat en globetrotter in romans en verhalen die uitblonken door hun stilistische souplesse en onderhoudende plot. Wat mij betreft school hun hoogste kwaliteit in de monkelende ironie, die gepaard ging met een flinke dosis zelfrelativering. Springer nam zichzelf niet zo heel erg serieus, en de diplomatieke dienst al helemaal niet.

Die avond leerde ik niet zozeer ambassadeur Schneider kennen, maar de mens Springer, op en top de man van zijn werk, zeg maar gerust zijn eigen personage. Hij grossierde in het soort van verhalen en anekdotes die hem de stof voor zijn oeuvre hadden geleverd, en diste die op met de verneukeratieve nonchalance, de scheve grijns en het nauwelijks gecamoufleerde cynisme die je eigenlijk alleen maar aantreft onder een zeker type Leidse student, zeg maar de corpsbal.

De mooiste quote van de avond kwam via Schneider van de Oost-Duitse leider Erich Honecker. Die had Herr Botschafter verteld dat hij in het zuidoosten van de DDR een hoge televisiemast had laten plaatsen zodat men ook daar de amusementsprogramma’s van de West-Duitse zenders ARD en ZDF kon ontvangen. Brood hadden ze daar al, en dankzij participatie aan de Pan-Germaanse spelen bleven ze tenminste rustig en kwamen niet in opstand tegen het regiem. Die opstand kwam er een paar jaar later toch. Schneider was toen net met vervroegd pensioen gegaan. Naar verluidt zeer tot zijn spijt, hij had die Wende wel van nabij willen meemaken. In ieder geval publiceerde hij er in 2010 alsnog een roman over, Quadriga, een eindspel. Hoewel niet zo bedoeld zou de titel profetisch blijken. Quadriga werd Springers laatste. Hij moet dat zelf hebben beseft, misschien dat hij daarom zijn zwanenzang besloot met een kwatrijn van Ernest Dowson.

They are not long, the weeping and the laughter,
Love and desire and hate:
I think they have no portion in us after
We pass the gate.

Jaap Goedegebuure