In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
Josine M.
In het laatste nummer van Tirade staat een stuk over Josine Meyer (1896-1991). Dat draait vooral om de vele brieven die Gerard Reve aan haar schreef, niet zelden met daarin de klemmende vraag hoe gunstig of ongunstig zijn sterren stonden. Josine, afgestudeerd als juriste, kind van een atheïstische vader en een protestantse moeder, zelf niet religieus en afgezien van haar sympathie voor Carl Gustav Jung en Ramakrishna tamelijk nuchter, was namelijk een vaardige hobby-astrologe. Hoeveel waarde ze zelf hechtte aan de door getrokken horoscopen valt niet meer na te gaan, maar zeker is dat Reve er blind op koerste.
Maar Josine Meyer was veel meer dan Reves steun en toeverlaat. Ze publiceerde, onder meer in Tirade, vele essays over filosofie, psychologie, literatuur en politiek. In 1990 werd daaruit een selectie bijeengebracht in de bundel Oude vrienden en een veranderende wereld.
Zoals Reve een groot vertrouwen had in Josines wichelkunsten, zo vond zij zelf haar lichtende ster in Jacques de Kadt, de sociaaldemocratische parlementariër die een geduchte reputatie opbouwde  als communistenvreter (‘renegaat’, volgens zijn tegenstanders), om na de ineenstorting van de Sovjet-Unie geëerd te worden vanwege zijn vooruitziende blik. Josine volgde deze ideoloog op zijn slalom langs de politieke piste, van de SDAP naar de Communistische Partij Holland, en vandaar weer naar de radicaal-socialistische OSP die in 1934 betrokken was bij het Jordaanoproer, tot aan de rechtervleugel van de PvdA en wat daar nog verder van verwijderd lag – zelfs D’ 66 en de VVD kwamen in zicht. Uitgever Geert van Oorschot, ook een trouwe discipel van De Kadt, vertrouwde me eens toe dat Josine, die ongehuwd zou blijven, al een leven lang heimelijk verliefd was op De Kadt. Wat daarvan waar was weet ik niet, wel dat ze na de dood van deze mentor haar niet geringe vermogen bestemde voor de heruitgave van zijn geschriften.
Omdat ik enige tijd bestuurslid was van een stichting die het te verwachten erfgeld moest doorsluizen naar uitgeverij Van Oorschot, ging ik geregeld mijn opwachting bij Josine maken en begaf mij daartoe naar haar flat in Loosduinen. Daar aangekomen nuttigde ik vele kopjes thee en luisterde braaf naar haar anekdotes, bijvoorbeeld hoe ze als klein meisje de Transvaalse president Paul Kruger had toegejuicht toen die in 1900, ten tijde van zijn confrontatie met het Britse Rijk, door koningin Wilhelmina naar Nederland was gehaald en zich aan den volke vertoonde op het balkon van het paleis aan het Lange Voorhout. Of hoe ze als gymnasiaste Homerus had leren lezen dankzij een fantastische leraar, Aegidius Timmerman, vriend van de Tachtigers. Zo was ik maar anderhalve handdruk verwijderd van Kloos, Gorter en Van Deyssel.
Josine viel op haar oude dag in handen van een ambitieuze dame die haar voor het karretje van een megalomaan en naderhand ruïneus geëindigd literair project spande. Midden in een koude winternacht werd ze meegetroond naar een of ander evenement waar genoemde dame goede sier met haar wilde maken. Hoewel ze tot dan toe blijk had gegeven van een ijzeren conditie, liep ze een longontsteking op en overleed op 30 januari 1991, vierennegentig jaar oud. Tot haar laatste ogenblik bleef ik haar ervaren als een zeer pittige tante.
Jaap Goedegebuure