gepubliceerd op 1 december 2020
Over de jaren heen lezen 64: Blokken en Der Arbeiter

In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

Blokken en Der Arbeiter

Ernst Jünger (1895-1998) figureert als een van de ‘foute denkers’ in Langs de afgrond, het nieuwe boek van Arnold Heumakers. Hij verdient die twijfelachtige eer als prominent vertegenwoordiger van de conservatieve revolutie, een beweging die vanaf het einde van de negentiende eeuw een dam probeerde op te werpen tegen alles wat de Verlichting had gebracht: gewetensvrijheid, democratie, secularisering, en in de slipstream daarvan ook kosmopolitisme, socialisme, feminisme en anti-kolonialisme.

Anders dan de benaming ‘conservatieve revolutie’ doet vermoeden waren Jünger en de zijnen hypermodern wat de door hen voorgestane staatsvorm betreft. Die was namelijk niet feodaal, zoals ten tijde van het ancien régime, en evenmin onderhorig aan de paus of Calvijn. Jünger keek in de jaren twintig zelfs met bewondering naar de Sovjet-Unie, want daar was men er in geslaagd, althans voor het oog en met de nodige dwang en terreur, alle neuzen dezelfde kant op te laten wijzen. ‘Gelijkschakeling’, dat was het procedé waarin Lenin en Stalin voorgingen. Mussolini en Hitler hoefden alleen maar te volgen.

Jünger wordt wel eens neergezet als wegbereider van het nationaal-socialisme, maar dat zou er zonder hem ook wel gekomen zijn. Net als J.C. Bloem en Marsman was hij te veel Schöngeist en aristocraat om zich thuis te voelen bij de bruine horden. Maar de soldateske Pruisische mentaliteit was hem zeer eigen, getuige de manier waarop hij in boeken als Der Kampf als inneres Erlebnis, Sturm en In Stahlgewittern de oorlogssituatie verheerlijkte als een transcenderende ervaring. Achteraf leverde dat hem de bewondering van onze eigen schrijver-schilder Armando op.

Zelf, ik verheel het niet, ben ook ik door Jünger gefascineerd, en daarbij heb ik behalve Armando en Heumakers ook Harry Mulisch aan mijn kant. Op zoek naar het geheim van Armando’s geweldsmystiek kon ik niet om zijn lichtend voorbeeld heen. Jüngers werk was al eerder op mijn bureau beland toen ik me bezig hield met Bordewijks dystopische  roman Blokken (1931) en getroffen werd door de overeenkomsten met het nagenoeg tezelfdertijd ontstane essay Der Arbeiter (1932), een schets van een samenleving die zou worden gerealiseerd in het China van Mao en het Noord-Korea van het dictatoriale geslacht Kim. Uniform gekleed gaat men voor het dagelijks werk naar de fabriek en marcheert in gesloten gelederen weer terug naar de woonkazernes. In de vrije tijd doet men groepsgewijs aan sport of loopt netjes in de maat pas mee met een defilé voor de grote leider. En te allen tijde waakt men er zorgvuldig voor niet uit de toon van het collectief te vallen, want daar komt alleen maar narigheid van.

In 1995 hield ik op een germanistencongres een lezing over de parallellen tussen Blokken en Der Arbeiter. Een Duitse collega zat onder mijn gehoor en vertelde me dat hij regelmatig contact met Jünger had. Hij bood me aan om navraag te doen naar eventuele beïnvloeding. Een paar weken later stuurde hij me een briefje van de inmiddels honderdjarige schrijver door. ‘Bordewijk war bislang kein Begriff für mich. Ik danke Ihnen und Herrn Professor Goedegebuure für den Hinweis, der archiviert werden wird.’  Daar kon ik het mee doen, maar ik zou liegen als ik zei dat deze reactie mij teleurstelde.