gepubliceerd op 17 november 2020
Over de jaren heen lezen 60: Lethe

In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

Lethe

De Wikipediapagina van het Middelburgs gymnasium bevat een aantal namen van oud-leerlingen die de status van Bekende Nederlander genieten. Het zijn allemaal witte mannen:  P.J. Meertens alias meneer Beerta, wielrenner en Tourreporter Maarten Ducrot, beroepsbestuurder Jozias van Aartsen, en jawel, ook Volkert van der Graaf, van wie je niet eens hoeft te vermelden waaraan hij zijn faam te danken heeft.

Voor mij steekt er één alumnus boven uit: P.C. Boutens, de dichter van gevleugelde regels als ‘Hoe over ’t brandend blind bazalt / Vind ik den weg naar Lethe? – / O alles te vergeten / Eer de avond valt!’ en ‘Goede dood wiens zuiver pijpen / Door ’t verstilde leven boort’. Ik zal niet zeggen dat ik het waard geweest was om de slip van zijn mantel te kussen of zelfs maar zijn schoenriemen te ontbinden, maar wel ben ik trots dat ik net als hij de – helaas wat verschaalde – lucht van het gebouw aan de Latijnse Schoolstraat 10 in Middelburg heb mogen inademen. Ik zou het dan ook rechtvaardig hebben gevonden als men het instituut waar anno 1969 onze oude school in opging naar Boutens had genoemd. In plaats daarvan koos men een andere schutspatroon, de lokale godin Nehalennia, beschermster van zeelieden en in die hoedanigheid de wegbereidster van Sint Anna naar wie mijn geboortedorp heet. Er moet een god zijn, zoals Gerard Reve al wist.

Toch blijf ik het een gemiste kans vinden dat Boutens niet de eer kreeg waar hij als groot poëet recht op had. ’t Was bovendien geen import-Zeeuw, maar echt een jongen van de lokale kleigrond, die naar verluidt zijn leven lang de ronde tongval behield en getuigde van zijn ongeneeslijk heimwee naar Walcheren, zijn ‘eigen zeebesloten eilandtuin’.

Het gerucht gaat dat Boutens als naamgever bij voorbaat uitgesloten was vanwege het hele erge dat zijn reputatie aankleefde. Het is dat ons gymnasium niet van orthodox-reformatorische signatuur was, anders hadden zijn ouders vast een verklaring moeten tekenen die haaks stond op zijn met veel platonisme omfloerste knapenliefde. Niettemin zou in 1930 een voor hem aangevraagde koninklijke onderscheiding vanwege die knapenliefde worden geweigerd. Zelf gaf hij de voorkeur aan een andere verklaring.  Met een rang lager dan commandeur in de orde van de Nederlandse Leeuw of desnoods Oranje-Nassau wenste hij geen genoegen te nemen. Hij was tenslotte als dichter geboren en dat mocht best wat kosten.

Jaap Goedegebuure

foto: Wikipedia