In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.
Cosi fan tutte
Het is zinloos, en wat mij betreft zelfs verkeerd, om kunst en literatuur die volgens hedendaagse maatstaven de perken van het aanvaardbare te buiten gaan zomaar met het grofvuil mee te geven. Dus – vraag ik bij deze aan politiek-correcte schoolbibliotheken in de USA –: laat The Merchant of Venice en Othello maar op de planken staan. Als je er toch de aandacht op wil vestigen, dan liever niet puur negatief, maar met een lijstje eromheen of een onderschrift erbij, liefst zo ironisch mogelijk. Verontwaardiging en morele hogeborstzetterij werken averechts.
Het mooiste voorbeeld van zo’n ironische presentatie zag ik dertig jaar geleden toen ik in de Nationale Opera een door Harnoncourt gedirigeerde opvoering van Mozarts opera Cosi fan tutte bijwoonde. Alleen die titel al. ‘Zo zijn ze, de vrouwtjes’, dat wil zeggen: schijnheilig en bedrieglijk. Is manlief thuis, dan spelen ze warme liefde en eeuwige trouw, maar zodra ze hem hebben uitgezwaaid gaan haren en zinnen los en laten ze zich maar wat graag verleiden. Aldus Mozarts librettist Lorenzo da Ponte in een even kluchtige als ongeloofwaardige intrige: twee soldaten doen alsof de plicht hen roept, keren in vermomming terug naar hun verloofdes en maken die met succes het hof, zonder dat ze worden herkend. Pas als de ontrouw een feit is, leggen ze het masker af, en verraden in enen door zichzelf, want zij waren niet minder overspelig. Dan moet er nog het een en ander worden vergeven en vergeten en is het eind goed al goed.
Het ironische commentaar in de door mij geziene enscenering citeerde een beroemd en in veler ogen seksistisch schilderij: Manets ‘Déjeuner sur l’herbe’. Twee mannen zitten gekleed in jasje dasje op het gras, met naast hen een naakte vrouw. Anno 1863 ging men er automatisch van uit dat zij wel een prostituee moest wezen , vandaag de dag zien we die twee mannen liever als genietende onderdrukkers, die in Zweden en wie weet binnenkort ook hier strafbaar zouden zijn.
In de casus Cosi fan tutte werd Manet als volgt verwerkt: tijdens de proloog lieten de twee soldaten zich door een oudere en zogenaamd wijzere man adviseren hoe ze de vrouwtjes op de proef konden stellen. Ook zij zaten op het gras, ook in hun gezelschap bevond zich een naakte dame die haar mond niet open deed, zelfs niet om te zingen. Wij konden zo wel zien dat zij als een van die onbetrouwbare vrouwtjes werd neergezet, en dus vielen ons de schellen van de ogen nog voordat het spektakel goed en wel begonnen was. Mise en abyme heet zoiets in de interpretatiekunde.
Nu zou ik uit kunnen zien naar ironisch-kritische ensceneringen van mijn lievelingsopera’s La Traviata en Madame Butterfly, maar anders dan Mozarts comedy of errors zijn dat allebei melodramatische tearjurkers waar elke ironie te veel aan is. Violetta en Cio-Cio-San waren altijd nog ultiem tragische heldinnen, hun mannelijke tegenspelers verachtelijke hufters, niets aan te doen. Daarom bij deze een gratis advies voor aspirant- regisseurs: niets meer aan doen!
Jaap Goedegebuure