gepubliceerd op 3 oktober 2020
Over de jaren heen lezen 47: Presidium libertatis

In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

Presidium libertatis

Eigenlijk had ik in Amsterdam willen gaan studeren, geschiedenis en Nederlands, bij Presser, Hellinga en Stuiveling. Als ik Voskuils studentenepos Bij nader inzien toen al had gelezen, had ik vast met nog meer verlangen uitgezien naar de Oudemanhuispoort en omgeving. Maar uiteindelijk werd het Leiden en het hoekje van de Hooigracht en de Nieuwe Rijn, want daar ik kon ik, na een paar maanden noodgedwongen bivakkeren in Noordwijk aan Zee, zowaar een kamer krijgen. Die speling van het lot heb ik nooit betreurd. Er nog van afgezien dat de toenmalige chaos en anarchie bij de Amsterdamse opleiding Nederlands me bespaard zijn gebleven, ben ik met Leiden vergroeid geraakt. Natuurlijk zit daar veel nostalgisch sentiment bij, veel vals chauvinisme en veel onnodige eerbied voor de oudste academie des vaderlands. Kneppelhout, Haverschmidt, De Schoolmeester, ze kunnen me moeilijk overtreffen in de verheerlijking van mijn alma mater, waar ik kandidaatsexamen deed, mijn proefschrift verdedigde, en tenslotte een oratie en een afscheidscollege hield. Telkens wanneer ik het Academiegebouw binnenloop en de krakende Gradus ad Parnassum bestijg, word ik overmand door wat Huizinga de historische sensatie heeft genoemd. Groot was mijn voldoening toen ik in het voormalige Kamerling Onneslaboratorium eens een gehoor mocht toespreken vanaf de plek waar Albert Einstein eens had gestaan. De oude UB, locatie van Frans Kellendonks spookverhaal Letter en geest, was jaren lang mijn studeervertrek. En zo voorts en zo verder.

Toch kan het geen kwaad om je af en toe tegen deze sentimenten te wapenen met een dosis cynisme, en dan liefst afkomstig van een van die negentiende-eeuwse helden, Kneppelhout bijvoorbeeld. Die vond Leiden eigenlijk maar een knekelhuis. ‘Juist omdat er noch vertier noch weelde is, omdat er alles stilstaat en druilt, omdat er alles leeg is en naar, omdat er in één woord geenerlei soort van wrijving, belang en afleiding bestaat, is Leiden bij voorkeur de meest geschikte stad tot de werken der bespiegelingen en des geestes, en beantwoordt aan de zuiverste vereischten eener Academie’.

Jaap Goedegebuure