gepubliceerd op 5 september 2020
Over de jaren heen lezen 39: Curiosa Reviana

In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

Curiosa Reviana

In 2014 doken er, uit het spreekwoordelijke niets, zeven gedichten op die door sommige kenners werden toegeschreven aan niemand minder dan Gerard Reve. Ze stonden in een bibliofiele uitgave (Dom Pers, Utrecht) waarvan slechts zesendertig exemplaren in de handel kwamen. Ik was zo gelukkig om beslag te kunnen leggen op nummer 35, en vind dat nu de tijd gekomen is om deze curiosa te delen met een ieder die daarin geïnteresseerd is. Of ze ook echt van de legendarische volksschrijver zijn is tot nu toe een onbewezen vermoeden gebleven.

Jaap Goedegebuure

 

GODS DOELLOOSHEID

Waarvandaan en waar naartoe?
Wie het weet, mag het zeggen.
Grijs en ledig zijn mijn dagen,
het geile vlees is gelijk het gras.
Mist boven de lege weiden,
rook om het moede hoofd
en droesem op de bodem van de ziel.
Waar vind ik nog troost?
De geest die waait waarheen hij wil,
moet uit de fles.

 

CULTUURSCHOK

Jantje L. – de initiaal is authentiek –
paradeerde de eerste avond
op kostschool met
zijn bruine panterlijfje
geheel naakt over de slaapzaal.
De surveillant was even
zijn eigen vijand.

 

AAN REISGEZELLIN & BESCHERMVROUWE M.

Van V*** naar Les Ch***
met de automobiel
duurt zo veel langer dan een volwaardige eredienst of biecht –
zelfs van een zondig mens als ik –
dat ik bijna durf geloven
dat de rit minstens even veel betekent
als meerdere rozenkransen of zelfs
een bedevaart.

Sprakeloos over zoveel Genade
en Voorzienigheid
houd ik mij eksakt
aan de maksimumsnelheid.

 

OEFENING VAN GELOOF

Stel je de Koningin voor op het toilet
en de Minister-president tijdens de bijslaap,
denk aan de buren samen in bad
en aan jezelf voor de badkamerspiegel.

 

NEGERJONGEN UIT DE GROTE STAD A.

Je tamp is groot en je bent zwart.
Even mateloos is je brutale onschuld.
Weerloos sta je in het duister. Ik hoor
je ademhaling, nerveus, stotend.

Om wat volgen gaat streel en troost ik je.
Dan komen – geluidloos – de eerste tranen.

 

DROOM

Vannacht verscheen mij in een droomgezicht Frans K.,
vroeg tot heerlijkheid geroepen, nochtans bijtijds.
Dag mooie jongen, je bent verlost,
zo niet van de Gevreesde Ziekte, dan toch van criticus Aap Muis.
Hij keek me zwijgend aan, zoals bij leven. Op zijn lippen lag een vraag.
‘Dat Uiteindelijke Boek van jou, wordt dat nog wat?’

 

U ALLEEN

Als straks mijn stoffelijke resten in aarde rusten,
zijn alle rechten op wat ik schreef
alleen aan U – de Enige en Ware Schepper – voorbehouden.