gepubliceerd op 1 september 2020
Over de jaren heen lezen 38: De Minnema-variaties

In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

De Minnema-variaties

‘De Minnema-variaties’ (1978) van Nicolaas Matsier biedt een aardig kijkje in de keuken van De Revisor, het tijdschrift waarin genoemd verhaal voor het eerst verscheen. De verteller is net als Matsier redactiesecretaris van een literair blad, en dat niet geheel tot zijn vreugde, gelet op de stapels ongevraagde inzendingen die op zijn bureau belanden. ‘Wat lees ik alsof het me persoonlijk zou interesseren? Heel wat! Gedichten, een onafzienbare stroom van gedichten. Al lang geleden heb ik berekend dat één op elke tien landgenoten gedichten schrijft. En één op de twintig verhalen. En één op de dertig beschouwingen. En wat een vreugde zou het niet zijn om al deze schrifturen werkelijk persoonlijk en geboeid en geïntrigeerd te lezen.’ Niet dus.

Eén inzender in het bijzonder werkt onze redactiesecretaris op de zenuwen. Deze Nanne Minnema vertegenwoordigt het type van de gedoemde, maar ook verwarde dichter, het zelfbenoemde genie dat een boodschap voor de wereld heeft, maar bij gebrek aan respons begint te fantaseren over  tegen hem gerichte samenzweringen. Minnema scheidt een onafzienbare stroom schrijfsels af, neergekalkt met balpen, potlood of viltstift op allerlei papiersoorten en -formaten, de achterkanten van overheidscirculaires, reclamefolders, de lege pagina’s van de telefoongids, en desnoods ook wat aan elkaar geplakte sigarettenvloeitjes. Vervolgens verzendt hij de pakketjes van zijn gestaag toenemende productie aan uitgeverijen en literaire media, vaak meerdere keren per dag.

Matsier heeft Minnema naar het leven getekend. Het model heette Henk Woudenberg. Behalve De Revisor bestookte deze Woudenberg ook Tirade met zijn pennenvruchten. Ik was destijds redacteur van dat blad en kreeg dus mijn deel van de Minnema-variaties in de brievenbus. Veel later kwam ik erachter dat ook Frans Kellendonk, eind jaren zeventig Matsiers collega-redacteur bij De Revisor, door Woudenberg werd gestalkt.

Het type Minnema is diep geworteld in het land der letteren. Vandaag de dag bundelt ze (want het is minstens even vaak een zij als een hij) haar poëzie niet langer in multomapblaadjes die met een wollen draadje bijeen worden gehouden – ze stuurt je e-mails om je erop te attenderen dat drie van haar gedichten zijn vertaald in het IJslands of een andere weinig gesproken eilandtaal. Of je aan dat wereldnieuws maar zo snel mogelijk ruchtbaarheid wil geven. Hij – om maar weer naar hem terug te keren – roept een eigen website in leven om rond tetteren dat niemand deugt behalve hij, maar dat geen mens dat ziet omdat hij systematisch wordt tegengewerkt en gemarginaliseerd door het literaire establishment aan de grachtengordel.

Misschien, bedenk ik nu,  is iedereen die een reputatie of een positie in de literatuur weet te verwerven eerst wel door het Minnemastadium heen gegaan. Matsier heeft dat goed begrepen, getuige het slot van zijn verhaal. Na een aantal eerdere ontmoetingen komt zijn alter ego opnieuw oog in oog met de stalker te staan. Hij voelt zich als een van angst verlamd konijn dat gevangen zit in de koplampen van een aanstormende auto. Maar wanneer hij straks uit zijn nachtmerrie ontwaakt, zal hij beseffen dat Minnema niemand anders is dan zijn eigen schaduw.

Jaap Goedegebuure