gepubliceerd op 29 augustus 2020
Over de jaren heen lezen 37: Heldenlevens

In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

Heldenlevens

Velen van ons hebben wel eens in een kruiwagen gezeten, voortgeduwd door een weldoener die bereid was om ons vooruit te helpen. Het lijkt me goed om je dat bewust te blijven en de persoon van wie je een opkontje hebt gekregen te eren met blijvend applaus. Laat ik dus eens klappen voor Martin Ros, en hopen dat hij het hoort. Sinds hij in 2007 door de zaterdagse radionieuwsshow op NPO 1 werd afgedankt als wekelijkse boekbespreker en vervangen door een trio dat ook al weer het veld heeft geruimd, is het stil geworden rond Martin. En dat terwijl hij nooit om woorden verlegen zat, niet als causeur, evenmin als scribent, en al helemaal niet als aanjager van schrijf- en publicatievermogens.

In die laatste hoedanigheid kwam hij in 1974 op mijn pad. Ik had voor mijn studie Vergelijkende Literatuurwetenschap een vijftig pagina’s tellend werkstuk vervaardigd over de vriendschap tussen Arij Prins en J.-K. Huysmans. Daartoe had ik gebruik mogen maken van  ongepubliceerde documenten, die ik had geraadpleegd onder de hoede van Harry Prick, destijds conservator bij het Letterkundig Museum. Prick zag een artikel in mijn scriptie en introduceerde me bij Martin Ros, redacteur van De Arbeiderspers en het tijdschrift Maatstaf.

De eerste etappe in de kruiwagen vond plaats in een Amsterdams café waar ik enige uren de storm van Martins geestdrift doorstond en de deur uitging met afspraken voor drie stukken in Maatstaf en een stuk of vijf boeken, allemaal uit te geven door de AP. Tot dan had ik mezelf nooit gezien als professioneel letterkundige, eerder als docent Nederlands bij het middelbaar onderwijs. Maar het was Martin Ros die me anders naar mezelf leerde kijken. Daar ben ik hem nog altijd dankbaar voor.

Dan nog iets over Martins schrijverschap. Dat heeft een heel eigen karakter. Zijn belangstelling gaat steevast uit naar de Tweede Wereldoorlog, en naar ‘het hele erge’ van seks, overspel, incest en wat dies meer zij, vooral als dat hele erge zich heeft voorgedaan in een of ander uitgerangeerd vorstenhuis.

Toch lees ik Martin het liefst over een andere fascinatie: de helden van het cyclisme. Fausto Coppi, Ferdi Kübler, Eddy Merckx en Sean Kelly hebben de plaats ingenomen van de gipsen heiligen die hem tijdens zijn roomse jeugd op het rechte pad moesten houden. Hij werd lid van een katholieke wielervereniging en won de Ronde van Uithoorn, maar zag de voortzetting van een carrière als coureur doorkruist door een niet te stuiten leeshonger. Daar bleef hij onvermoeibaar van  getuigen, als de ‘eenvoudige uitgeverijknecht’ die de titels van De Arbeiderspers met zwiepende teksten omhoog moest prijzen, en als de onvermoeibare propagandist van het boek. Wat mij betreft kan ook hij aanspraak maken op de heldenstatus.

Jaap Goedegebuure