gepubliceerd op 7 juli 2020
Over de jaren heen lezen 22: Emile Zola

In deze rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

Emile Zola

Misschien ben ik wel de laatste Nederlander die is opgegroeid met het weekblad De Lach (1924-1972). Nieuwsgierige jongeren licht ik dan ook maar even voor aan de hand van Wikipedia: ‘Het blad bevatte veel foto’s van schaars geklede vrouwelijke filmsterren in badpak, bikini e.d., voor die tijd, zeker in de beginperiode, zeer gewaagd. Het blad ontleende zijn naam aan de vele humoristische pagina’s met moppen en cartoons en ook bevatte het verhalen. De belangstelling van de lezers ging echter vooral uit naar de dames in bikini. Het blad was in kiosken te koop en lag ook bij de kapper (zo wist men thuis niet waar vader in zat te lezen).’

In de jaren dat ik mijn blikken liet verwijlen bij Jane Mansfield, Brigitte Bardot, Gina Lollobrigida en andere seksbommen was ik nog lang geen vader, maar tussen twaalf en zestien, dat wil zeggen in mijn zeer ontvankelijke Frühlingserwachen. Voor De Lach hoefde ik niet naar de kapper. Het blad zat gewoon in onze leesportefeuille, een van huis tot huis roulerende map met tijdschriften die één tot vier weken over de datum waren. Voor De Lach maakte het gebrek aan actualiteit niet uit: vrouwelijk schoon is tijdloos.

Merkwaardig genoeg werd mijn verbeelding vooral gestimuleerd door de suggestieve advertenties die De Lach bevatte. Een ervan maakte met grote regelmaat reclame voor ‘de fel realistische romans van Emile Zola’, die men graag per post en in blanco verpakking aan de belangstellende klant wilde slijten. Alsof het porno was. Dus heb ik heel lang in de veronderstelling geleefd dat Zola wel een vuil spuitende verteller en een inferieure stilist moest zijn. Niets bleek minder waar. Toen ik in 1972 een doctoraalwerkgroep volgde over het naturalisme in de Franse en Nederlandse literatuur, onder leiding van H.A. Gomperts en de onvolprezen Célinevertaler Em. Kummer, ging er een wereld voor me open. Weliswaar figureerden er bij Zola ook schaars geklede dames, maar dat was niet om de zinnen te prikkelen, maar om de lezer bewust te maken van de naakte en niet zelden ook akelige en afstotende waarheid. Van de spreekwoordelijke lach en traan die de menselijke komedie eigen zijn, is het bij Zola de traan die wint. Net als in andere grote literatuur.   

Jaap Goedegebuure