gepubliceerd op 28 april 2020
Over de jaren heen lezen 2: Gesponnen suiker

In deze nieuwe rubriek neemt Jaap Goedegebuure ons mee op een sentimentele reis langs zijn boekenkasten. Als hem bij een bepaalde titel een herinnering of een anekdote te binnen schiet, deelt hij die met ons.

Gesponnen suiker

Najaar 1964. In mijn klas circuleert een exemplaar van Jan Wolkers’ verhalenbundel Gesponnen suiker, elfde druk alweer. Het laatste verhaal, Kunstfruit, krijgt bij monde van mijn vrienden een eigen naleven. Hele passages kunnen ze eruit citeren, vooral waar de verteller het bed deelt met een ontspoord tienermoedertje dat van tijd tot tijd onzacht met de justitie in aanraking komt.

Eén klasgenoot, naderhand dominee bij een orthodox-protestants kerkgenootschap, kan zijn honger niet bedwingen tot hij thuis is. Hij zit diep verzonken in Gesponnen suiker als de lerares Engels, een overjarige jongejuffrouw die haar zomervakanties doorbrengt op een nudistencamping maar daar nooit een liefdesvriend of vriendin aan overhoudt, onverhoeds achter hem komt te staan en het boek van onder zijn tafeltje vandaan grist. Haar ogen gaan over de opengeslagen bladzijden en sperren zich wijder en wijder open. ‘Hoe kom je hier aan?’ ‘Van Jaap.’ Nu richt ze een ijskoude blik op mij. ‘Weten je ouders hiervan?’

Gelukkig kan ik ja zeggen. Tijdens twee verregende vakantieweken, doorgebracht in een huisje op de Veluwe, wist ons gezin niets beters te doen dan door nabij gelegen steden en stadjes sjokken. Ik  placht me dan naar een boekhandel te reppen en kocht er nog maar eens een Wolkers, na Gesponnen suiker ook Serpentina’s petticoat en Kort Amerikaans. Op een avond bladerde mijn vader die boeken door en trok zijn wenkbrauwen op. Maar na enig gemor liet hij zich er door mijn moeder van overtuigen dat een verbod de verleiding alleen maar groter zou maken. Dus kon ik mijn lees- en andere lusten in ruime mate blijven botvieren.

Jaap Goedegebuure