De bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, sinds 1876 ondergebracht bij Universitaire Bibliotheken Leiden, bevat meer dan honderdduizend gedrukte werken, maar ook handschriften, archieven en verschillende deelcollecties. In deze rubriek Uit de bibliotheek belicht een auteur een bijzonder of opmerkelijk object uit de omvangrijke collectie van de MdNL. Voor deze aflevering kiest Ernst Jan Munnik voor het album-Buchelius:
Door Ernst Jan Munnik
Mijn beminde Buchell, niemand die ik zo beminnen zal, door een band van liefde en verwantschap zeer nauw met mij verbonden. Niet door deze bladzijde, beschreven met deze weinige letters, die ik of door de pen of mijn hand trek, kun je mijn geest die geheel aan jou toegewijd is, meten. Dit blijk – maar dan in het Latijn – van ‘toewijding en vurige liefde’ schreef Adolphus Vorstius (1597-1663), een negentienjarige Leidse student, op 3 september 1617 in het album amicorum van zijn oom Aernout van Buchell (1565-1641). Hij voegde er ook nog een citaat uit de Hebreeuwse Bijbel, een Arabische spreuk en een regeltje Grieks uit de Brief van Paulus aan de Efeziërs aan toe. Deze getalenteerde zoon van de Leidse hoogleraar medicijnen Everhardus Vorstius was al op zijn veertiende eerst Grieks gaan studeren en had zich vervolgens ook bekwaamd in Oosterse talen en botanie. Zijn oom was minder goed thuis in Hebreeuws en Arabisch en heeft daarom iemand gevraagd om van die zinnen een Latijnse vertaling te noteren op een los velletje papier, dat hij vervolgens op de tegenoverliggende bladzijde vastmaakte.
Aernout van Buchell, ook wel Arnoldus Buchelius genaamd, was met de aanleg van zijn eerste vriendenboek begonnen tijdens zijn studententijd. In 1590 startte hij een tweede album dat thans in de Leidse Universiteitsbibliotheek berust onder signatuur LTK 902. Naast familieleden zoals Adolphus Vorstius schreven hoogleraren als Scaliger, Erpenius en Heinsius er een geleerde bijdrage in en enkele bevriende kunstenaars, onder wie Abraham Bloemaert en Paulus Moreelse, brachten fraaie tekeningen aan. Een aantal adellijke vrienden liet hun bontgekleurde familiewapens afbeelden. Na zijn studententijd werd Buchelius advocaat, maar door een gunstig gesloten huwelijk gevrijwaard van geldzorgen kon hij zich de rest van zijn leven aan zijn grote liefhebberij wijden, de studie van vaderlandse oudheden. Hij was met name geïnteresseerd in genealogie en heraldiek en besteedde veel tijd aan het kopiëren van grafschriften, rouwborden en glas-in-loodvensters in kerken en kloosters in de Nederlanden en daarbuiten, maar hij ging ook op zoek naar Romeinse overblijfselen in onze contreien.
Hij verzamelde zijn gegevens in verschillende handschriften die tijdens zijn leven echter nooit gepubliceerd zijn. De laatste jaren mag Buchelius zich verheugen in een groeiende belangstelling. Er zijn twee dissertaties en diverse artikelen over hem verschenen en zijn handschriftelijke nalatenschap is inmiddels grotendeels online beschikbaar. Recentelijk is ook van het Leidse album amicorum een online editie, vervaardigd door Buchelius-kenner Kees Smit, opgenomen in onze Digital Special Collections, alsmede een digitaal facsimile van het gehele handschrift.