gepubliceerd op 20 april 2018
Dames in Data: Christine Doorman – 1928

In mei 2018 herdenkt de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde dat 125 jaar geleden vrouwen werden toegelaten tot de Maatschappij. Al eerder waren er ereleden benoemd, zoals Geertruida Bosboom-Toussaint in 1870, maar in 1893 werden de eerste dertien talentvolle vrouwen ‘gewoon lid’. Vanaf 8 maart 2017 (Internationale Vrouwendag) kunt u om de paar weken hieronder een blog verwachten over memorabele momenten in de literaire vrouwengeschiedenis. Vijfentwintig talentvolle vrouwen met een belangwekkende inbreng in de letterkunde, taalkunde of geschiedenis krijgen zo een digitaal monument. Deze keer Marijke van Dorst over Christine Doorman: 

Scandinavische connecties

1928: Christine Doorman ontvangt de Gouden Wasa-medaille van Zweden

door Marijke van Dorst

‘Lieve Juffrouw Doorman. […] aan U zijn wij grooten dank schuldig, niet alleen voor wat U ons hedenavond hebt verteld, maar ook voor alles wat U in een lange reeks van jaren hebt gedaan om velen in Nederland het schoone, verheffende in Selma Lagerlöfs werken en leven nader te brengen en de liefde voor de beroemde schrijfster en die voor Zweden aan te wakkeren.’ Met die woorden werd Christine Doorman (1858-1941) − de in haar tijd zeer bekende schrijfster van kinder- en jeugdboeken én schrijfster van en over sprookjes − toegesproken na een voordracht in 1938 voor de Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging bij gelegenheid van de tachtigjarige geboortedag van Selma Lagerlöf (1858-1940).

Het was niet de eerste Zweedse loftuiting die Christine Doorman ten deel viel voor haar boeken, (radio)lezingen en artikelen voor volwassenen en kinderen over de Zweedse Nobelprijswinnares. Tien jaar eerder, december 1928, ontving ze namens koning Gustav van Zweden uit handen van de Zweedse gezant in ons land de Gouden Wasa-medaille. De directe aanleiding was het verschijnen van haar biografie Selma Lagerlöf, die ze in opdracht van uitgeverij Becht voor de zeventigste verjaardag van Lagerlöf in 1928 had geschreven.

Bij deze onderscheiding zal meegespeeld hebben dat Doorman in 1925 al over de schrijfster had gepubliceerd: Selma Lagerlöf, haar werk en leven op Mårbacka. En van groter belang nog was het feit dat Lagerlöf, die Nederlands las, van mening was dat Doorman de mentaliteit van de Zweden en haar werk heel goed aanvoelde. Ze had de koning van Zweden dan ook gevraagd haar Nederlandse biografe een onderscheiding te geven. En zo geschiedde. ‘Ik wist niet wat mij overkwam’, memoreerde Doorman later in interviews het koninklijk eerbetoon.

Vanaf 1899, toen romans en verhalen van Lagerlöf in een Nederlandse vertaling van Margaretha Meyboom − die vóór Doorman een grote promotor was van Lagerlöf − beschikbaar kwamen, voelde Christine Doorman verwantschap met het werk van de Zweedse vertelster. De natuur als onderwerp, zo veelvuldig in Lagerlöfs oeuvre aanwezig, speelt ook in Doormans eigen werk een grote rol. Op oudere leeftijd ging ze Zweeds leren om al die werken in het origineel te kunnen lezen.

2. Op de warande van Mårbacka. Christine Doorman (links) met Selma Lagerlöf (midden) en juffrouw Uhlander, secretaresse van Selma Lagerlöf ca. 1925 (particuliere collectie)
(Op de warande van Mårbacka. Christine Doorman (links) met Selma Lagerlöf (midden) en juffrouw Uhlander, secretaresse van Selma Lagerlöf, ca. 1925, particuliere collectie)

In 1921 had Doorman het genoegen Selma Lagerlöf voor het eerst te ontmoeten op haar landhoeve Mårbacka in Zweden. Het was het begin van een vriendschap die pas met de dood van Lagerlöf in 1940 eindigde. Tot op hoge leeftijd logeerde Doorman bijna jaarlijks bij haar vriendin om samen − soms per arrenslede, soms per auto − alle plekken in de beroemde roman Gösta Berling (1891) te bezoeken en ook de traditionele Zweedse feesten mee te maken. Lagerlöf en Doorman waren leeftijdgenoten. Allebei vertellers met een levendige verbeelding en onuitputtelijke fantasie, die elkaar vonden in hun belangstelling voor sagen en legenden rondom volksgeloof, het bovennatuurlijke, het spirituele en het geloof in het onvergankelijke. Zielsverwanten.

Met haar druk bezochte voordrachten − voor volksuniversiteiten, onderwijsinstellingen, studentenverenigingen, culturele genootschappen, Vereniging van Huisvrouwen en Kunstkringen − over Lagerlöfs roman Gösta Berling, de Löwensköld-trilogie en het jeugdboek Niels Holgersson’s wonderbare reis vergrootte Doorman het podium voor het werk van de Zweedse schrijfster in Nederland. In 1936 publiceerde Doorman Selma Lagerlöfs levensavond en in 1939 hield ze, eenentachtig jaar oud, nog een inleiding bij de Nederlandse première van de verfilming van Lagerlöfs De Voerman (1912)  in het Haagse Metropole Theater.

(Christine Doorman, tweede van links. Naast haar de Zweedse gezant, zijne excellentie E.A.M. Sjöborg na de première van de film De voerman in 1939, collectie Haagse Beeldbank)

Tijdens haar vele reizen naar Zweden had Doorman ook contacten met andere bekende kunstenaars op haar vakgebied, onder anderen met de schrijfster/illustratrice van jeugdboeken Elsa Beskow (1874-1953) en dichteres en componiste van Zweedse kinderliedjes Alice Tegnér (1864-1943). In haar eigen verhalen voor kinderen was Zweden regelmatig een onderwerp. In 1932 schreef ze bijvoorbeeld Elof, geschiedenis van een Zweedschen jongen.

Meer Scandinavië

Niet alleen voelde Christine Doorman een grote verwantschap met Selma Lagerlöf, die verwantschap was er ook met de Deen Hans Christian Andersen (1805-1875). Zijn sprookjes, waar de eeuwigheidsgedachte als een rode draad doorheen loopt, hadden al vroeg haar hart gestolen. Al in 1899 verschenen haar vertalingen van Andersens sprookjes, vanaf 1915 tot in de jaren zeventig heruitgegeven met illustraties van Rie Cramer.

In opdracht van uitgeverij Hollandia schreef ze in 1920 Uren met Andersen. Iets over den geestelijken achtergrond van Andersen’s sprookjes. Net als voor haar biografische werken over Lagerlöf bereidde Doorman zich goed voor. Ze huldigde Goethes motto ‘Wer das Dichten will verstehen,/ musz ins Land der Dichtung gehen, / Wer den Dichter will verstehen / musz in Dichters Lande gehen’. Ze bezocht Andersens woonplaatsen Odense en Kopenhagen en sprak daar onder anderen met een dochter van de Melchiors, de familie waarmee Andersen de laatste jaren van zijn leven goed bevriend was en in wier buitenhuis de sprookjesschrijver overleed.

Christine Doorman had ook een grote belangstelling voor de natuur van IJsland en onlosmakelijk daarmee verbonden ook voor de volkssprookjes van het land. In 1922 hield ze over die sprookjes, die ze uit het Deens vertaald had, een lezing voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, waarvan ze sinds 1918 lid was.

In de eerste decennia van de twintigste eeuw waren de in Finland en Zweden veelgelezen sprookjes van de Zweedstalige, Finse schrijver Zacharias Topelius (1818-1898) in Nederland nog vrij onbekend. De Noorse echtgenote van uitgever Sijthoff vroeg Christine Doorman dan ook om zijn sprookjes te vertalen. Het resulteerde in 1934 in de driedelige uitgave Sprookjes van Topelius. De sprookjes en de vertaling werden alom geprezen.

Op haar tachtigste verjaardag werd Christine Doorman geëerd met een bundeling van voordrachten die zij in de loop der jaren over Andersen, Lagerlöf, Topelius, Zweedse sagen en de Kalevala (het Fins nationaal epos) had gegeven voor het Haagse genootschap ‘Oefening kweekt Kennis’ onder de titel Waarvan de nixen bij hun gouden harpen zongen (Uitgeverij Sijthoff, 1938).

Christine Doorman, die op drieëntachtigjarige leeftijd overleed, schreef, vertaalde en bewerkte in haar lange leven meer dan tweehonderd boeken. Haar volkssprookjes uit de Scandinavische landen en al haar andere Noord-Europese verhalen en geschriften maakten daar een zeer gewaardeerd deel van uit.

Verder lezen

Marijke van Dorst schreef het lemma over Doorman in het Vrouwenlexicon. Ook schreef ze: ‘Gezongen zooals de vogels in den boom: de schrijfster Christine Doorman’ in De Utrechtse Boekhouder, tijdschrift voor Utrechts literair erfgoed, 2017, 18 / 7 ( Salon Saffier, Utrecht).