Mario Molegraaf belicht in deze rubriek recent verschenen bundels van Nederlandse en Vlaamse dichters. Deze keer schrijft hij over kamers van Sandrine Verstraete:
Zulke taal: ‘beklad mijn lippen met zwetende meineed’. Een paar regels verder volgt wat een literairhistorische verwijzing lijkt: ‘een atonaal refrein’. Herleven de Vijftigers, met al hun grillige zinnelijkheid, na zeventig jaar in kamers van de Gentse dichteres Sandrine Verstraete (1986)? Het is haar tweede bundel na het in 2013 verschenen r mp. In haar debuut ging het om prozagedichten, nu komt ze dichterbij poëzie, al zijn de regels breed, en al lijkt het vaak om droomachtige verhalen te gaan. Ze schrijft intense, lijfelijke teksten. Poëzie van het orgaan en het orgaan in de poëzie, zoiets, alleen komt het eerder tot een botsing dan tot een versmelting.
Ze wil ‘beelden als onverschrokken kevers, klanken om als zout over de schouder te gooien’. Daarbij zoekt ze alle grenzen op of gaat er desnoods overheen met onnavolgbare wendingen als ‘ommoederd als ik was/ door doodlopende handen en artroseminnen’. Zelfs zo zijn bepaalde beperkingen niet helemaal te overwinnen. We lezen over het wit tussen de woorden: ‘Soms was er meer wit dan daden/ soms hakten ze een gedicht als een borstbeen open/ opdat het tandslag zegt, opdat het zenuwstel spreekt’.
Ze streeft naar een orde, de orde bijvoorbeeld van architectuur. Een van de reeksen in kamers heet zelfs ‘architectuur van de monden’. Ze kondigt ‘vier structuren’ aan, ‘walviswanden, balzaaladem, waterbekkens en oogtrialoog’, en werkt dit schema ook af. Maar ze stuit uiteindelijk op ‘de onmogelijkheid van architectuur’. Mooie termen genoeg, alleen wringt het tussen term en ding: ‘lentes kwamen en de dingen/ worstelden in hun namen’. Er gaapt een kloof tussen leven en taal. De tekortschietende taal, naar haar zeggen ‘een tweede roestige tong’.
Toch ontstaat ergens tussen twee tongen poëzie. Poëzie in het voetspoor van de Vijftigers, maar zeker ook met een nieuw elan. Poëzie over het ‘terugvalantwoord, de dalrespons’, wat dat ook mag betekenen. Poëzie waardoor het onhaalbare streven van Sandrine Verstraete toch haalbaar lijkt: ‘het papier ruikt naar bottenbouillon en opiaten’. Even van dichtbij snuiven: is daar inderdaad vlezigheid en bedwelming? Mijn verstand zegt nee, mijn neus zegt ja.
Mario Molegraaf
kamers, het balanseer, paperback, 64 pag., € 24,–
ISBN: 9789083499925
