gepubliceerd op 27 november 2025
Uit het Jaarboek-archief: Boudewijn Büch (1948-2002)

Sinds 1766 verschijnt het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, een van de langstlopende boekenreeksen van ons land. Al ruim 250 jaar vormt het Jaarboek een waardevolle publicatie, onder andere door de hierin opgenomen uitgebreide Levensberichten van overleden leden.

Bijna alle Jaarboeken, vanaf 1766, zijn gedigitaliseerd en op de DBNL terug te vinden. Om hier nog eens extra de aandacht op te vestigen duiken de redactieleden van het Jaarboek regelmatig in het rijke archief om er een bijzonder artikel uit te lichten. Voor deze nieuwe aflevering kiest Marcel Barnard het Levensbericht van Boudewijn Büch:

Boudewijn Maria Ignatius Büch (1948-2002)
Boudewijn Büch kruiste in 1983 mijn pad. Ik studeerde aan de UvA en Büch besprak in de universiteitskrant Folia het blad van de theologische faculteit, Summa, waarvan ik hoofdredacteur was. Op zijn Büchs uiteraard. Een scheldkritiek, zoals je ze wel vaker zou willen lezen. Op een dichtbedrukte pagina gaat hij los op mij en op mijn studiegenoot Willeke Wendrich, nu een bekende Egyptologe en hoogleraar in Turijn. Hij wist wie hij uitkoos voor zijn filippica. Ik vond het meteen prachtig, hahaha, ik telde mee in het wereldje, voorwaarts! ‘Marcel heeft de journalistieke guts…’, ‘De zelfkennis van Marcel beklimt de Vaalserberg…’, maar ook — over een al te lovende recensie die ik schreef (hij had gelijk) — ‘Barnards carrière is gepland over paden, uitsluitend geplaveid met kwijl en slijm. Barnard woont al zijn hele leven in een gluton-pot’.

De schrijver, radiostem, televisiepersoonlijkheid, verzamelaar, commentator, ruziemaker, melancholicus Büch kreeg een Levensbericht in het Jaarboek van de Maatschappij door Peter van Zonneveld. Het is ook, hoe kan het anders, het verslag van een verloren gegane vriendschap. Een portret van zijn ‘ongebreidelde fantasie’ en stormachtige leven, dat hij zelf in een amalgaam van feit en fictie presenteerde. Het stelt tamelijk nuchter de diagnose dat hij in al zijn boeken ‘de werkelijkheid gechargeerd weergaf’. Van Zonneveld blijft hem waarderen en vindt dat hem postuum geen recht is gedaan in allerlei ontluisterende recensies waarin zijn fantasie aan de werkelijkheid werd getoetst. En, ja,  ’Het behaagde hem, als dat zo uitkwam, mensen te choqueren, te bruuskeren en belachelijk te maken’.

Ik kom als lid van een van Teylers Genootschappen regelmatig in het Haarlemse Museum. Het heeft een kastje vol curiosa van Büch, onder meer het beroemde Dodobotje waarover hij aanstekelijk kon vertellen. Ook dat verhaal is inmiddels ontmaskerd: het behoorde toe aan een schildpad. Als ik er langs loop denk ik lachend terug aan dat Folia-artikel. Na de verschijning ervan heb ik Büch een roos laten sturen met de mededeling dat i die in zijn reet kon steken. Nooit meer wat gehoord natuurlijk.

Marcel Barnard

Lees hier het Levensbericht van Boudewijn Maria Ignatius Büch (1948-2002), geschreven door Peter van Zonneveld.

Zie voor de genoemde bespreking: Boudewijn Büch, ‘Uitverkoop van de theoshop. SUMMA — Maandblad der godgeleerden’, in Folia Civitatis, 36/21 (1983), pagina 10.

 

Secret Link