gepubliceerd op 7 september 2023
Poëzie van nu 57: ‘Lievegedicht’ van Joost Oomen

 

Mario Molegraaf belicht in deze rubriek recent verschenen bundels van Nederlandse en Vlaamse dichters. Deze keer schrijft hij over Lievegedicht van Joost Oomen:

Ik ben van de kerstverlichting aan het balkon, van die kleurrijke en knipperende. Wie weet verklaart dat mijn voorliefde voor het werk van Joost Oomen (1990). Voor zijn roman Het Perenlied bijvoorbeeld, een wolk van geuren alsof uit twintig flesjes tegelijk parfum wordt verstoven. En voor zijn dichtbundel Lievegedicht die zich het best als zoet, zacht en zalig laat omschrijven. Poëzie die nooit steekt maar steevast streelt. Gedichten zonder boosaardigheid en haat, maar vol liefde en vertedering. Ik kan niet ontkennen dat het zelfs mij soms te veel wordt. Neem Oomens gedicht ‘Vruchtjes eten’, na vier bladzijden vriendelijke vruchtjes ga ik verlangen naar brute biefstuk.

Alle drie afdelingen van de bundel beginnen met een brief. Een brief aan de sneeuw om te beginnen, waarin de dichter vraagt wat een gedicht is: ‘Ik vraag het aan jou, omdat als jij valt er bijna altijd poëzie mee naar beneden komt.’ Een brief aan ‘lieve pudding’ waarin hij pudding met liefde vergelijkt: ‘Net als jij, pudding, komt de liefde in een miljard kleuren en vormen’. En tenslotte een brief aan ‘lieve citroenboom’ met het verzoek van de dichter: ‘ik wil van je leren hoepelen, citroenboom’. Dichten is volgens Oomen namelijk net hoepelen, en de hoepel valt op de grond ‘zodra ik nadenk hoe ik ook alweer hoepelen moet’.

Onder de brieven staat steeds Joost, gewoon Joost. Maar de zo gewone Joost schrijft ongewone gedichten. Ook het streven naar dichten zonder denken blijkt onhaalbaar. Vergelijkingen als ‘kleine vogels in rotswanden/ hebben iets van melkbroodjes/ op betonnen tennisbanen’ verraden degelijk denkwerk in plaats van spontane ingeving. In Lievegedicht wordt vooral voortdurend over poëzie nagedacht. Wat is poëzie en wat niet? Over dat zware thema dicht Oomen aangenaam licht, bijvoorbeeld in ‘De Rijksinstelling’. In die instelling bepaalt men of gedichten al dan niet mooi zijn: ‘niet te veel moeilijke woorden zoals differentie of scholastiek’.

Er zijn al zoveel gedichten beseft deze dichter: ‘ik kan beter een beetje gaan vliegeren/ er zijn betrekkelijk weinig vliegers’. Zoals je aan Hollandse balkons veel duffe witte kerstlampjes niet, en zelden de knipperende, kleurige.

Mario Molegraaf

Lievegedicht, Uitgeverij Querido, paperback, 80 pag., € 20,-
ISBN: 9789021419534