gepubliceerd op 28 januari 2023
Poëzie van nu 35: ‘Niet zonder geritsel’ van Piet Gerbrandy

Mario Molegraaf belicht in deze rubriek recent verschenen bundels van Nederlandse en Vlaamse dichters. Deze keer schrijft hij over Niet zonder geritsel van Piet Gerbrandy.

De stapel staart me al een paar weken verwijtend aan. De stapel van P, de p van poëzie, de p van prachtig, de p van uitgeverij P te Leuven, de p van Leo Peeraer, de man achter de uitgeverij, en in dit geval ook de p van Piet Gerbrandy, steeds minder poëet en steeds meer ziener, vanwege zijn zorgen over de geschonden aarde een heel pessimistische.

Uitgeverij P staat op positie één als het om de hoeveelheid dichtbundels gaat. En die uitgaven ogen meestal prachtig, Maar de stapel met vijftien recent verschenen bundels biedt niet altijd prima poëzie. Er zijn debutanten bij en gevorderden, jonge dichters en oude. Zelfs is er een bundel De grote wateren der zee van Hugo Verriest (1840-1922), die nog onderricht heeft gekregen van Guido Gezelle, maar de leerling had allerminst het talent van de meester. Luuk Gruwez, de vooraanstaande Vlaamse dichter, voorzag van de bundel van een boeiend nawoord. Hij vraagt zich af ‘waarom je een bloemlezing brengt van niet eens gebundelde gedichten van een dichter die eigenlijk geen dichter was’.

Dergelijke vragen had ik soms ook bij de rest van de P-stapel, maar gelukkig is er ook poëzie met een grote P. Die aanduiding verdient zeker het werk van Piet Gerbrandy (1958), in de bundel Niet zonder geritsel ongenaakbaarder en grimmiger dan ooit. Elk onderdeel biedt drie regels bevlogen inleiding, acht plechtige dichtregels, drie regels ontnuchterende conclusie. Dat is opgeteld veertien regels, vandaar dat je voorzichtig van sonnetten mag spreken. De zee is bij Gerbrandy ‘van blinkende scholen verstoken’, op het land is de toestand niet beter. Wat is de plaats van de mens in de natuur? Eigenlijk verdient hij geen plaats, de dichter erkent schuld: ‘denkend aan leed dat ik dagelijks aanricht want ben/ die zak van vlees die koopt en eet en ademt.’ De toekomst is slechts afgrond, de poëzie bungelt aan de rand: ‘De laatste veldleeuwerik van het wildloos/ westen verheft zich in melkwit wolkbed.’ Poëzie uit paniek, poëzie als pamflet, maar misschien vooral poëzie als profetische plicht.

Mario Molegraaf

Niet zonder geritsel, Uitgeverij P, paperback, 64 pag. € 19,-