gepubliceerd op 17 december 2021
Uit het NLM-archief: De kameleontische souplesse van een achttiende-eeuws lied

Sinds 1983 verschijnt het Nieuw Letterkundig Magazijn, het tijdschrift van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Het blad bevat literaire en historische bijdragen van een min of meer licht wetenschappelijk karakter, waarbij de nadruk ligt op de Nederlandse literatuur. Er verschijnt jaarlijks naast één papieren nummer ook een aantal digitale artikelen onder de vlag van het NLM.

 De jaargangen 1 t/m 33 zijn al gedigitaliseerd en op de DBNL terug te vinden. Om hier nog eens de aandacht op te vestigen duiken de redacteuren van het NLM om de paar weken in het rijke archief van het tijdschrift om er een bijzonder artikel uit te lichten. Dit keer kiest Rietje van Vliet het artikel ‘Où peut-on être mieux’ van Jan van Herpen.

De kameleontische souplesse van een achttiende-eeuws lied

door Rietje van Vliet

Jan van Herpen (†2008) was de man achter het radioprogramma Hersengymnastiek. In het levensbericht dat Gé Vaartjes over hem schreef in het Jaarboek van de Maatschappij der Letterkunde, is te lezen hoe zeer hij als radioman onder het grote publiek bekendheid verwierf maar dat zijn werkzaamheden als literatuurvorser altijd op de achtergrond zijn gebleven.

Dat dit laatste ten onrechte is, bleek mij bij het lezen van zijn interessante bijdrage in het Nieuw Letterkundig Magazijn (1993) over ‘Où peut-on être mieux’, een kwatrijn uit de achttiende-eeuwse opera-comique Lucile van de Luikse componist André Grétry. Het onschuldige achttiende-eeuwse lied kreeg door de jaren heen telkens een nieuwe politieke lading die haaks kon staan op de eerdere bijklanken van de tekst.

‘Lucile, Opera in één Bedrijf’
De opera gaat over Lucile en Dorval op de vooravond van hun huwelijk. Een kink in de kabel dreigt wanneer een oude arme boer onthult wat zijn vrouw hem zojuist op haar sterfbed heeft toevertrouwd. Ze was voedster geweest voor het dochtertje van Luciles vader. Deze baby stierf echter, waarna de boerin besloot het lijkje te verwisselen met haar eigen dochtertje, dat hierdoor een betere toekomst tegemoet kon zien. Lucile blijkt dit boerenkind te zijn. Probleem! Ze is zo arm dat een huwelijk met de rijke Dorval onwenselijk is. Maar haar vader, die haar biologische vader dus niet is, haalt Dorvals vader over om de bruiloft toch te laten doorgaan. Eind goed, al goed.

De première van Lucile vond plaats op 5 januari 1769 in de Comédie-Italienne in Gretry’s toenmalige woonplaats Parijs. Naar verluidt weende het publiek tranen met tuiten. Het libretto was geschreven door Jean-François Marmontel, die zich daarbij baseerde op zijn eigen ‘École des pères’ uit zijn Contes moraux. De Franse tekst van Lucile werd reeds in hetzelfde jaar uitgegeven door de Amsterdamse boekverkoper Henri Constapel en zijn Haagse collega Charle Henry le Febure.

Een jaar later was de Nederlandse première, zo blijkt uit de Amsterdamse Courant van 8 september 1770. De Vlaamsche Opera, een reizende operatroep onder leiding van de Bruggeling Jacob Neyts, speelde in het Theater der gewezene Fransche Comedie op de Overtoomsche weg’, net buiten de Amsterdamse stadsgrenzen, ‘Lucile, Opera in één deel’. Of zijn vrouw, Isabelle Neyts, als zangeres kon optreden, is niet duidelijk, aangezien advertenties recent melding maakten van haar ‘onpasselykheid’.

Ook daarna werd de opera nog ettelijke keren opgevoerd, soms met ballet. Ook verschenen er diverse Nederlandse vertalingen in boekvorm, onder meer van de hand van de dichter-boekverkoper Pieter Johannes Uylenbroek (1781). Intussen zou Grétry zich ontwikkelen tot een geliefd componist van talloze opera’s, waarvan vele in Amsterdam ten tonele werden gebracht.

In de schoot van de familie
Vooral het lied ‘Où peut-on être mieux, qu’au sein de sa famille?’ zou de toeschouwers tot tranen toe hebben geroerd: waar kan men beter zijn dan in de schoot van zijn familie?

Où peut-on être mieux, où peut-on être mieux
Qu’au sein de sa famille?
Où peut-on être mieux, où peut-on être mieux
Qu’au sein de sa famille?
Tout est content,
Tout est content,
Le cœur, les yeux.
Le cœur, les yeux.
Vivons, aimons, vivons, aimons
comme nos bons aïeux.
Vivons, aimons, vivons, aimons
Comme nos bons aïeux.
Comme nos bons aïeux.

Niet alleen in Frankrijk, waar het lied tijdens de Franse Revolutie op ieders lippen bestorven had gelegen, kende men het lied. Ook in Nederland was het jarenlang een tophit. De melodie werd in 1795 door een muziekkorps gespeeld op het Haagse Binnenhof, toen bezittingen van de stadhouder, als onderdrukker van het Bataafse volk, feestelijk werden overhandigd aan de Franse ‘bevrijders’. Tot ver in de negentiende eeuw werd het lied in de salons gezongen.

In 1811 was Napoleon zichtbaar in zijn nopjes toen hij met zijn vrouw in Amsterdam een theatervoorstelling bijwoonde. De Gelderse dichter en politicus Adriaan Walraven Engelen (pseud. Herman van Appeltern) herinnerde zich in zijn Uit de gedenkschriften van een voornaam Nederlandsch beambte (1882) de geestdrift waarmee het orkest de melodie speelde. De keizer ‘gaf door zijn gebaren te kennen, dat hij zich hier wezentlijk in den schoot zijner familie bevond’.

Maar in 1814 en 1815, toen Napoleon naar Elba was verbannen en de Bourbon-dynastie op de troon was hersteld, kreeg het populaire lied juist de tegenovergestelde politieke kleur. Het werd toen in Frankrijk zo vaak ten gehore gebracht dat het het semi-officiële, koningsgezinde volkslied werd. ‘Elke keer sindsdien als de Koning of een lid van de koninklijke familie zich vertoonde op een bijeenkomst of in een theater’, aldus Van Herpen, ‘zette het orkest het toen bekende lied in en werd het meegezongen’.

Niettemin veranderde de politieke lading van het lied opnieuw, deze keer in de aanloop van de Julirevolutie in 1830, een periode van slechte oogsten, stijgende voedselprijzen en aanzwellende kritiek op de Bourbons. Het Nederlandse tijdschrift Euphonia (maart 1828) beschrijft een anekdote over een Frans parlementslid, dat vanuit zijn schouwburgloge het toneelstuk Don Quichot bijwoonde. Tijdens de scène van de bruiloft van Camacho sprong de ezel van Sancho Panza, geschrokken door de luide muziek, pardoes van het podium, over de orkestbak heen, om te belanden in de loge van de politicus. Ogenblikkelijk applaudiseerde het publiek in de parterre en hief aan met het lied ‘Où peut-on être mieux, qu’au sein de sa famille?’

De lezers van Euphonia moeten dit lied, zo’n zeventig jaar na de première van Lucile, nog steeds goed hebben gekend en de grap van de ezel als familielid van de regent hebben begrepen. Het koningsgezinde karakter was nu ingeruild voor het revolutionaire frame dat het ook had toen men het zong op de barricaden bij de Bastille. Zo niet Nicolaas Beets. Hij lijkt zich niet bewust van de Franse inkleuringen van het lied en refereert slechts aan de huiselijke, romantische betekenis van de woorden ‘Où peut-on être mieux, qu’au sein de sa famille?’ In zijn Camera obscura (1839) noemt hij de melodie met naam en toenaam, toen die opklonk uit een onschuldige speeldoos van de familie Stastok.

Vlaamse propaganda
In Vlaanderen daarentegen, waar men sinds de Belgische Opstand steeds meer in het geweer kwam tegen de dominantie van de Franse cultuur, gaf men een eigentijdse draai aan de politieke boodschap. Een bewerking van het lied werd opgenomen in de bundel Vaderlandsche liederen (1857), die bedoeld was ‘als middel van vlaemsche propagande, als middel van beschaving en als uitdrukking van den volksgeest’:

VLAEMSCH FEESTLIED.
Wyze: ‘Où peut-on être mieux, qu’au sein de sa famille?’

Waer is er schooner land, (bis)
Waer zyn er blydere oorden,
Dan in ons Vaderland, (bis)

De groene scheldeboorden!
Daer leeft men vry; daer leeft men bly,
En zingt men vrolyk, vrank en vry:
Vlaemschgezinden,
Ware vrienden,
De vreugd blyve ons steeds by!

Van Herpen noemt dit gezongen chauvinistische manifest niet: begrijpelijk in 1993, toen het internet voor literatuurvorsers nog weinig te bieden had. Wel vermeldt hij een saillant detail dat wijst op een nieuwe verandering van politieke kleur. Radio Brussel-Frans (RTBF) gebruikte namelijk voorheen de eerste vier maten van ‘Où peut-on être mieux’ als pauzeteken. Wist men daar niet dat flamiganten zich de melodie min of meer hadden toegeëigend? Of wist men dat juist wel?

Lees hier het artikel ‘Où peut-on être mieux’ van Jan van Herpen.

Bekijk hier ‘Où peut-on être mieux’ op Youtube.