Marten van der Meulen (1985) promoveert aan de Radboud Universiteit op onderzoek naar de relaties tussen taalregels en taalgebruik. In het najaar van 2020 neemt hij daar echter pauze van om als MNL Fellow taalnormen in de Leidse universitaire archieven te bestuderen. Naast zijn onderzoek schrijft Marten boeken en blogs over taal. Zie voor meer informatie www.martenvandermeulen.com
de columns van Marten van der Meulen:
recente columns:
gepubliceerd op 13 september 2020
MNL Fellowship: Eindelijk een baan in een bibliotheek (en wat ik daar voor onderzoek ga doen)

Vorige week ben ik begonnen aan mijn MNL Fellowship. Ik had me flink verheugd om me weer uitgebreid in het Leidse te begeven, waar ik met plezier ruim vijf jaar heb gestudeerd en gewerkt. De situatie is nu natuurlijk helaas iets anders dan gedacht, vanwege de coronamaatregelen. Maar Ús Bertus en het Koffiehuisje zijn gewoon open, dus sommige dingen zijn toch als vanouds. En mijn onderzoek, dat laat zich gelukkig gewoon uitvoeren. En dus krijg ik, veellezer en liefhebber van bibliotheken, eindelijk ook echt betaald om in een bibliotheek te werken. Ik zal de komende maanden hier af en toe iets vertellen over het onderzoek dat ik daar ga uitvoeren.

Onderzoek
Mijn onderzoek maakt gebruik van een unieke Leidse bron: de Resolutiën van de Curatoren van de Universiteit Leiden (1574-1811). Die Resolutiën zijn niet zozeer notulen (althans, niet in eerste jaren), maar zijn meer een "register van ingekomen en uitgaande stukken", zoals de universiteitshistoricus Molhuysen het noemde. Het is fraai materiaal, dat vaak een even boeiend als verrassend kijkje geeft in de geschiedenis van de universiteit. Zo is er de beschrijving van de promotieplechtigheid, waarbij handschoenen worden uitgedeeld en professoren allemaal van huis worden opgehaald, is er de rechtszaak van de professor die werd geschorst omdat hij ‘vleselijk had geconverseerd‘ met een jongedame, en zijn er allerhande conflicten, overleggen, statuten en onderhandelingen. Met andere woorden: de Resolutiën laten zien hoe veelzijdig het leven in en om de universiteit was in vroeger eeuwen.

Dit is natuurlijk van geschiedkundig belang, maar wat deze Resolutiën voor mijn taalkundige onderzoek zo interessant maakt, is dat er niet één maar twee versies van zijn: een net- en een kladversie. Of beter gezegd: er zijn originele verslagen, brieven en andere documenten, en er is een gebundelde versie van deze documenten. Die gebundelde versie is vaak (in ieder geval in 1575) door één hand te zijn geschreven (waarschijnlijk toen een klerk van Jan van Hout, de toenmalige secretaris van het college); de originele documenten zijn dat duidelijk niet. Hoe dan ook maakt het bestaan van twee versies het mogelijk dat er verschillen zijn, en die verschillen kunnen interessant zijn.

Verschillen
Nu weet ik ‘toevallig‘ dat er inderdaad verschillen zijn tussen de twee versies. Daar kwam ik achter als bijvangst van een project waarin ik keek naar de spelling van de k-klank in de Resolutiën door de jaren heen (zie hier voor een uitgebreidere beschrijving). De vraag is dan, wat er precies veranderd is. Een vervolgvraag die in mijn onderzoeksgebied ligt is vervolgens hoe die veranderingen zich verhouden tot taalnormen. De laatste paar jaar hebben verschillende mensen deze methode (veranderingen tussen versies toetsen aan taalnormen) geprobeerd, in onderzoek dat zich richtte op Finse ingezonden brieven, IJslandse schoolopdrachten én verslagen van de Tweede Kamer (dat was mijn onderzoek). Resultaten lieten zien dat de ene taalnorm de andere niet is: soms is er een norm, maar wordt die niet gevolgd, soms is er géén expliciete norm maar vinden we wel degelijk veranderingen, en soms is er een norm waar eigenlijk in de praktijk helemaal geen variatie is. Hoe dat binnen de Leidse universiteit zat, daar ga ik hopelijk een antwoord op vinden, of tenminste een eerste indruk van geven.

Handenarbeid
Echt kijken naar die veranderingen, daar ben ik na krap anderhalve week werken nog lang niet aan toe. Ik ben nu eerst al het bronmateriaal aan het verzamelen. Dat betekent dat ik de originele Resolutiën en Bijlagen bekijk op de afdeling Bijzondere Collecties van de universiteitsbibliotheek. Aan de hand van de bronnenuitgave die Molhuysen hieruit maakte in de periode 1913-1924 (online beschikbaar via het Huygens ING hier) maak ik foto‘s van een bepaalde hoeveelheid materiaal per periode van vijftig jaar.

Dit materiaal vormt straks de basis voor mijn onderzoek, maar voor ik dat kan gebruiken moet ik het eerst omzetten naar tekst die een computer kan lezen. Gelukkig hoef ik dat niet volledig zelf te doen: ik kan gebruikmaken van de onderzoekstool Transkribus. Dat programma (hier te vinden) kan, aan de hand van eerder ingevoerde teksten, tot op zekere hoogte handgeschreven teksten lezen en omzetten naar print. Foutloos is het zeker niet, maar het geeft wel handvatten. De bedoeling is om eerst zo zelf teksten te produceren aan de hand van bestaande modellen; op termijn heb ik genoeg tekst om zelf een model te trainen. Dat model, specifiek gemaakt op mijn tekstmateriaal, zou daar succesvoller mee om moeten gaan. Voor die tijd echter ga ik dat doen, waar je wetenschappers zo weinig over hoort, en waar je niet aan denkt als je gloedvolle publicaties ziet: handenarbeid. Op naar de bibliotheek!